Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 03-09-2020

Jos

betekenis & definitie

(1993) (Vlaanderen, sch.) verpersoonlijking van het mannelijk geslachtsdeel. Vgl. Bello*; Charel*; Frederik*; Gerrit*; Janus* enz.

• Jos, piemel (zie ook: piet); zijn jos afspelen: masturberen, zich aftrekken. (Claire van Putten: Antwerps zakwoordenboek. 1993)
• Niemand leek er aanstoot aan te nemen. Had er ook niemand aanstoot aan genomen als de presentator naast haar was gaan staan om met gebalde vuist enige pompbewegingen in de lucht te maken, op die manier duidelijk makend hoe hij het liefst – om dezelfde kleurrijke taal te gebruiken – zijn Jos vasthoudt bij het snokken? (Tom Heremans: De belevenissen van een macho in vrouwvriendelijke tijden. 2013)
• We zijn zogezegd vrij en kunnen over seks praten, maar op café hebben we het niet over onze vagina. Mannen doen dat wel, die gooien letterlijk 'hunne jos' op tafel. Die babbelen daarover. (zangeres Slongs Dievanongs in De Morgen, 03/10/2015)

< >