(1919) (Barg.) koffie met kaneel en een scheut brandewijn. Syn.: moffenchocola(de). Zie ook: jodenkoffie*.
• Joden-chocolade noemt men te Amsterdam koffie met kaneel, suiker en een scheut brandewijn; ook kaneelkoffie, moffenkoffie of moffenchocolade. (Vragen van den dag; Maandschrift voor Nederland en koloniën, staathuishoudkunde, staatsleven en godsdienst, natuurwetenschappen, 01/01/1919)
• Een Jodendiner (een portie gebakken aardappelen met een croquet er op). Jodenchocolade (koffie met kaneel en een scheut brandewijn er in, ook Moffenchocolade en Moffenkoffie geheeten). Jodenkoffie (koffie met kaneel, suiker en melk). (Nederlandsch tijdschrift voor volkskunde, Volume 28. 1923)
• Jodenchocola: koffie met kaneel. (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937)
• Het rook er naar kaneelkoffie, naar jodenchocola. (Ward Ruyslinck: Golden Ophelia. 1966)
• En als afscheid zei ze: „Lievelingen, ik weet niet hoe lang die jodenziekte nog duurt. Maar als de jodengod het wil, dan word ik ooit uit dit jodengesticht ontslagen." Toen gaf ze mij de jodenchocolade terug die ik haar had gegeven. (Nieuw Israelietisch weekblad, 29/03/1991)