Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2023)

Gepubliceerd op 05-09-2020

jallen

betekenis & definitie

(1946) (Barg.) lopen. In het eerste citaat hierna verkeerdelijk als jollen.

• Jij zeker de bie jollen en mij met dat kotrum laten zitten. (H. van Aalst: Onder martieners en bietsers. 1946)
• Jallen: vertrekken, weggaan. (Prisma miniwoordenboek. Drop je lyrics 3. 2008)
• Jallen: gaan, komen, lopen (Zuiden). (Paul Van Hauwermeiren: Bargoens zakwoordenboek. 2011)