Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 25-08-2022

inhoud

betekenis & definitie

(1964) (wielr.) fitheid, conditie, vorm.

• Het minst van allen heeft hij de handicap van de slechte banden kunnen verwerken. Terwijl Ceulemans, Steylaerts, Hanoun en Rudolph zich al snel aanpasten aan de minder gunstige omstandigheden raakte De Ruyter, en met hem in mindere mate de Oostenrijker Scherz, al mokkend steeds dieper in het moeras. De Ruyter heeft hier getoond niet over voldoende „inhoud” te beschikken, zoals het in „wielerjargon’ heet. (Nieuwe Tilburgsche courant, 25/01/1964)
• Planckaert meent dat Ekimov in staat moet zijn een proloog te winnen. ‘Voor wie wereldkampioen achtervolging is, is dat geen probleem. Hij moet meer inhoud krijgen. Daar gaan we aan werken.’ (NRC Handelsblad, 27/07/1991)