Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 12-09-2022

huisje

betekenis & definitie

(19e eeuw) (euf.) toilet. Verkorting van 'kak- of schijthuis', woorden die geen fatsoenlijk mens nog in de mond neemt. Ze hebben een kwalijk geurtje. Vieze dingen worden liefst niet bij de naam genoemd. Het hoeft ons dan ook niet te verbazen dat de afgelopen eeuwen talrijke verhullende benamingen bedacht werden voor het 'kleinste* kamertje'. 'Huisken' komt o.a. voor bij Amaat Joos. Een veel gebruikte techniek bij eufemismen is de keuze voor een algemenere term of hyperoniem i.p.v. het te vermijden woord. Vroeger zei men ook: 'het huisje waar de koning te voet gaat'.

• Het noordelijk deel der Nederlanden,
Munt uit in net- en zuiverheid
Dit, zo bij hoge als lage standen,
Wordt tot 't secreet zelfs uitgebreid;
Met recht kan men 't gemak daar roemen,
De vreemden zelfs bekennen dit,
Men kan 't een waar genoegen noemen,
Als men daar op het huisje zit. (De lof der stront. ca. 1830)
• huisje o. huisjes, het geheim gemak, de beste kamer. Dit woord is hier nog al veel in gebruik. Men zegt: naar het huisje gaan. (J. Bouman: De Volkstaal in Noord-Holland. Inhoudende een lijst van woorden, die in deze provincie meer of minder gebruikelijk zijn. 1871)
• Huisje. (Uitspr. huissie.) Privaat. (J. De Vries: Westfriesche woorden. 1909)
• Huiske o. z. n., gemak, w. c. —sveeger. (C. Breuls: Vademecum handelend over Maastrichtsch dialect. 1914)
• fri. it hüskje; dial. het huiske, huisie(n) (o.a. Boekenoogen, 359; Houben, 97;
Gunnink, 227) (F.A. Stoett: Nederlandse spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden. 4de druk. 1923-1925)
• En de bestekamer (Oud Fr.: chambre-basse: bassekamer)? Altijd naar
den achteruit, aisement, éénooge, gemakhuis, huizeke, kakstille, kasteel van Portugal, privaat, secreet, schijthuis, schijtkot, stille, vertrek, Ontvanger, waar de koning te voet gaat. (Oostvlaamsche Zanten, april-mei-juni 1944)
• Omstreeks 1900 ging men nei 't huisie ('t toilet). ’t Woord verouderde en maakte plaats voor 'de plee'. Ook dat raakte in onbruik en werd vervangen door 'de W.C.', of korting van water- closet, die al weer verdrongen wordt (is) door ''t toilet'. Opm.: In de omgeving van Brussel en wellicht elders in Vlaanderen, hoort men bij de dorpsbevolking nog 't woord 'huuske' . (H. Langedijk: Hé is dat Westfries? 1963)
• (L. Lievevrouw-Coopman: Gents Woordenboek. 1974)
• Mannen gaan naar 't pissijn, mannen en vrouwen gaan naar 't gemak, naar 't huiske. naar de beste kamer. (Jack De Graef: Het Groot Woorden- en Liedjesboek over het Antwerps dialekt. Vierde aangevulde druk. 1981)
• Ook de W.C.'s waren vaak buiten. De W.C.'s voor de leerlingen, wel te verstaan. Zo was het onder meer in het Canisius-College. ‘Als jongen mocht je alleen buiten op het “huus”; 's winters een koude bedoening, dan bevroor alles, dan was het er een troep. (Jos Perry: Jongens op kostschool. 1991)
• 'Hij is naar 't huizeke' of 'hij zit over de kuipe' voor: op toilet zitten. (Tony R. De Bruyne: Soldatentaal 1914-1918. 1994)
• huiske: het huiske, de wc. Dringend naar het huiske moeten. (Jack de Graef: Het Antwerps dialect van dezekestijd tot in de 21e eeuw. 1999. 11e druk)
• Toen Adri klein was bevond zich hier het 'huissie', de wc, bestaande uit een houten bank met een gat en een deksel erop. (Robert Anker: Negen levens. 2005)
• Hier óp 't hùske hoef ik alleen mar nor m'n èige gezeik te laustere... Hier op het huisje hoef ik alleen maar naar mijn eigen gezeik te luisteren... Hier op de WC hoef ik alleen maar naar mijn eigen gezeik te luisteren... Nergens beter dan thuis. (Cor & Jos Swanenberg: Bij wijze van spreuken. Brabantse spreuken vergaard en verklaard. 2008)
• De broers van neef Henk keken verlegen over en langs me heen, hun moeder verontschuldigde oom Arie. ‘Hij moest net even naar het huuske.’ (Rita Spijker: Licht op mijn huid. 2010)