Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 10-08-2020

hoeven

betekenis & definitie

(1972) (sold. + mar.) voeten. Vnl. in uitdrukkingen zoals: 'in de hoeven klimmen': opstaan en de houding aannemen. Soms ook voor schoenen gebruikt.

• Hoeven: voeten. (Piet Grijs: Blijf met je fikken van de luizepoten af. 1972)
• Hoeven. Voeten. Door je hoeven gaan van vermoeidheid. Ga op je hoeven staan! ga recht opstaan! Stalen hoeven: steunzolen. (Fré Harmsen: Van baroe tot branie. Termen en zegswijzen bij de Koninklijke marine. 1991)
• Ga eens staan? Even meten. Met deze hoeven ben ik vast bijna net zo groot als jij. (Renate Dorrestein: Is er hoop. 2009)
• Hij doet expres alsof hij door zijn hoeven zakt, zodat Luca hem wel te hulp moet schieten, die gast is zo berekenend als de pest. (Katja Schoondergang: Bewezen diensten. 2011)
• Je staat op mijn cavia. Je verstaat toch wel Hollands. Op de plek waar je je hoeven hebt geplant ligt een dode begraven. (Adriaan Bontebal: Tot hier en niet verder. 2012)