(19e eeuw) vloek; uitroep van ongenoegen.
• Ik zeg u, hel en donder! dat gy zult openen. (Lodewijk Van Hoogeveen-Sterc: De Vlaemsche rederyker: tydschrift ter bevordering van tael ..., Volumes 11-12. 1849)
• Hel en donder! Dit is mij nog nooit in mijn leven overkomen! (Marcellus Emants,Engbert Gerard Frederik Hendrik Smit Kleine: Spar en hulst. 1872)
• ‘Hel en donder!...’ En onwillekeurig sloeg hij zich met de hand voor het voorhoofd. ‘Die antieke Rolls was er niet!...’ (Havank: Caviaar & cocaïne. 1978)
• Ik ren naar buiten, vloek hel en donder, brul iets van de laatste keer, dat ik dan de bal zal afpakken. (Maatstaf. Volume 28. 1980)