(19e eeuw) (inf.) plaats in een huis die men zelden laat bezichtigen (bureau, slaapkamer); later ook een schertsende benaming voor het toilet. Vgl. Dui.: heilige Halle.
• Vóór u uit even als ter rechterzijde treft gij er nogmaals twee deuren aan. De eene leidt naar een grooten tuin, - de andere naar 't heilige der heiligen, zoo als de overste zijn bureau gelieft te noemen. (C. van Schaick: De Manja. Familie-tafereel uit het Surinaamsche volksleven. 1866)
• Heilige der heiligen of het Allerheiligste, het tweede of achterste vertrek in den tabernakel en in den lateren tempel der oud-Israëlieten, waarin de Hoogepriester, en niemand anders dan hij, alleen op den Grooten Verzoendag den vöët mocht zetten, om met een hysopstengel verzoening te doen. Door een gordijn, het voorhangsel, was het van het eerste of voorste vertrek gescheiden. Vanhier dat is het heilige der heiligen, daar homt.de hoogepriester slechts éénmaal in }t jaar, omtrent de studeerkamer van een predikant, die door overgroote netheid, de sporen draagt van slechts uiterst zeldzaam in gebruik te worden genomen; vgl. Exod. XXVI: 33. De vorm der uitdrukking is de Hebr. superlatief, als ijdelheid der ijdelheden, 't lied der liederen, enz. (Taco H. de Beer en E. Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899)
• De kamer op de eerste verdieping, vier bij vijf meter, kan als woon-, zit-, leef-, lees-, naai- of studeerkamer dienst doen. Daarboven, helemaal onder de schuine wanden van het dak, daar bevindt zich het Heilige der Heiligen: de slaapkamer. (Maatstaf. Jaargang 38. 1990)
• (Wim de Jong & Henrico Prins: Kantoortaal. Zakwoordenboek voor op het werk. 1997)