(cliché) adagium ontleend aan de bijbel: iedereen moet sterven; vroeg of laat komt iedereen aan de beurt. Meer algemeen: wat mij overkomt, kan ook u elke dag treffen. Populair als grafspreuk. Uit het Latijn: Hodi mihi, cras tibi. (heden aan mij de beurt, morgen aan u). “Heden ik” is de titel van een boek van Renate Dorrestein.
• Heden my, morgen dy. Dit is een oud en waarachtig spreekwoord. 't Geen nu den eenen in menschelijke gevallen gebeurt, kan morgen den anderen wedervaren. Zo zeggen de Latijnen: Homo sum, humani nihil à me alienum puto. Byzonder past dit op de dood. (Carolus Tuinman: De oorsprong en uitleg van dagelyks gebruikte Nederduitsche spreekwoorden, opgeheldert tot grondig verstand der vaderlandsche moedertaal. Deel I. 1726)
• (H. A. Horning: Spreuken en spreekwoorden op het godsdienstig leven toegepast. 1890)
• Hij beseft geheel het ware van de spreuk: ‘heden ik, morgen gij’; 't is of het hem een nieuwe spoor is tot het zoeken van heil en troost in den godsdienst. (Pieter Langendyk: Zijn leven en werken. 1891)
• ‘Het leven is toch maar een droom,’ sprak de aanwezige gebuur-landbouwer, het hoofd schuddend, ‘heden ik, morgen gij.’ (Virginie Loveling: Het land der verbeelding. 1896)
• Hodie mihi, cras tibi (sc. accidit), (lat.), Heden (overkomt het) mij, morgen u; vandaag is het mijn beurt, morgen de uwe. (Taco H. de Beer en E. Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899)
• Wij, Nederlanders, als wij 't nog niet wisten, hebben thans aan den lijve ondervonden wat al ongerechtigheden door een minderwaardige pers, in dienst van wroetende machten, naar iemands hoofd kunnen worden gegooid. Heden ik, morgen gij. De Vlamingen, onze stamgenooten, ons hou en trouw als wij hun, hebben al vijftig jaar en langer voor zulk heet vuur gestaan. (Neerlandia. Jaargang 23. 1919)
• Elk krijgt zijn beurt... heden ik... morgen gij... (Lode Baekelmans: Mijnheer Snepvangers. 1919)
• De roman-in-brieven van Marsman en Vestdijk, Heden ik, morgen gij, is een van de aardigste boeken die als spel in onze literatuur verschenen zijn. (E. du Perron: Verzameld werk. Deel 5. 1956)
• De zwarte rossinanten zijn haast even grauw als de geklede jassen en hoge hoeden der afgeleefde koetsiers en palfreniers en aan de koets zelf is nog maar één diepzwart plekje te ontwaren, namelijk daar waar het Heden Ik en morgen Gy! met een dikke verflaag is bedekt. (Pieter Reeuwijk: De kwerulant. 1964)
• Hij ging zitten op zijn veldbed en trok zijn koffertje eronder uit. Opende het tussen zijn benen. Handdoek, zeepbakje, scheergerei, tandenborstel, ‘Heden ik, morgen gij’. Goed boek? Rotboek. (Tjalie Robinson, onder pseud. Vincent Mahieu: Verzameld werk. 1992)
• Heden ik, morgen gij. In gietijzer! Als de hemel naar beneden valt, hebben we allemaal een blauwe hoed! (Wim Kayzer: De waarnemer. 2020)