Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 02-08-2020

haven

betekenis & definitie

(18e eeuw) (vaak verkleinvorm) (inf.) vrouwelijk geslachtsdeel.

• (Hans Heestermans: Erotisch Woordenboek. 1980)
• Hij werd van lieverlede aangestoken door haar minnezucht en schoof zich in volle lengte over haar heen. Het liefdesmoment werd vertraagd door zijn onbeholpen gebaren; Lucinde deed wat ze kon om hem in haar haventje te loodsen. (Theun de Vries: Baron: de wonderbaarlijke Michel Baron. 1987)
• (Ton den Boon: De taal der liefde. 2017)