Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 13-01-2024

hartstikke

betekenis & definitie

1) (19e eeuw) (inf.) erg, zeer, in hoge mate. Eigenlijk: dood door een hartsteek. In de 17e eeuw o.a. bij Vondel en Hooft: ‘hartsteeken doodt’. Oorspronkelijk in ongunstige zin gebruikt: 'hartstikke dood'. Thans vnl. in jeugdtaal ter intensivering gebruikt: 'hartstikke leuk, gezellig enz.'

• hartstik dood: morsdood, wordt van iemand gezegd die door een ongeluk, bv. een val, plotseling het leven verliest, en zooveel als: op de plaats dood blijven; Gron. hartstikkend dood, Ned.-Bet. hartstikkedood. (H. Molema : Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw. 1889)
• Hardstikke. In de uitdr. hardstikke dood of doof, totaal dood of doof. Zie Wdb. VI, kol. 86. (J. De Vries: Westfriesche woorden. 1909)
• Haardstikkedood = morsdood.
Haardstikkedoof = stokdoof. Deze versterkingen bij d. V. onbekend. Molema geeft hartstikkend dood op. (K. ter Laan: Nieuw Groninger Woordenboek 1924-1929)
• ‘Je lijkt wel hardstikke belazerd!’ schreeuwde Snoekie. (Willem van Iependaal: Polletje Piekhaar. 1935)
• We hebben in den winter zomerweer, maar als je in m'n binnenste kijkt, is ’t winter, hoor. Hardstikke winter! (Maurits Mok: Figuren in het zand. 1939)
• Prima sigaren, maar je werd er hartstikke misselijk van, als je inhaleerde. (Willem van Iependaal: De commissaris kan me nog meer vertellen. 1951)
• O, dat is modern. Hardstikke modern. (Willy van der Heide: Ali Roos als Arie Baba. 1960)
• ‘Hartstikke naakt, alleen zo’n klein dingetje hier,’ zei Peter en klopte genotzuchtig op zijn kruis. (Jan Wolkers: Kort Amerikaans. 1962)
• Maar ieder mens behoort tot verschillende levens- en werkgemeenschappen als gezin, school, fabriek, club; elk van deze 'sociale organismen' heeft zijn eigen code. Een kind, dat thuis niet 'hardstikke' mag zeggen, zal dit mogelijk op de speelplaats wel doen. (J.A. Huisman: Nette en onnette woorden. 1962)
• Langs de hele muur is een lage boekenkast. Hartstikke vol boeken, bovenop ook. (C.B. Vaandrager: Leve Joop Massaker. 1963)
• Hartstikke bedankt, oom Herman. (Heere Heeresma: Geef die mok eens door, Jet! 1968)
• 'Hartsedikke' heeft in 't Jiddisch overigens een andere betekenis dan het - Nederlandse - hartstikke. Het betekent zoiets als 'allerliefste' of 'innig geliefde', en werd vaak gebruikt ten opzichte vanl kinderen, ouders, of God ('hartsedikker vater im lummel').; Het, inderdaad, wat wonderlijk klinkende woord : (qua uit-_..ig vergelijkbaar . met' het woord 'pesachdikke' pasehjk, bij het paasfeest horend) zal de nietjoodse Amsterdammers wel hebben doen denken aan 'hart' en 'stikken' of steken en zo in verbinding, zijn gebracht met de dood. (het Vrije Volk, 12/06/1969)
• Heb dat nog hartstikke vaak op de film gezien. (Arie B. Hiddema: Dag heer. 1970)
• Ik trap je hartstikke dood. (Maarten ’t Hart: De aansprekers. 1979)
• Alvast hartstikke bedankt. (Popfoto, februari 1987)
• „Verschrikkelijk" is iets waarvan men schrikt, iets vreselijks, iets ontstellends, en je kunt wel „hartstikke dood" zijn (= zo dood als iemand die door het hart gestoken is), maar iemand zodanig bedanken, is een voorbeeld van kromme taal. (De Telegraaf, 25/07/1987)
• Ik heb het hartstikke naar m’n zin en ik ken hartstikke veel mensen. (Yvonne Keuls: Meneer en mevrouw zijn gek. 1992)
Hartstikke mieters, weet je wel. (Rinus Ferdinandusse en Tomas Ross: De mannen van de maandagochtend. 2003)

2) (1944) (inf.) gek: ben je nou hartstikke? Vgl. ben je nu stapel*?

• „Is de vent nou hardstikke!” zei Jager. (Willem W. Waterman: Wie zei dat je in dezen tijd niet kon lachen? 1944)