Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 07-04-2024

abbedoedas, abedoedas, haberdoedas, labbedoedas

betekenis & definitie

(1726) (Barg.) klets om de oren; oorvijg. Vroeger ook 'haberdas'. Van Duits 'habe du das'. Bij Querido verbasterd tot appelendoedas. Talrijke syn.: ababbel*; anwaaier*; bafferd*; blindzaaier*; fleer*; haferdegortslag*; hengst*; hijs*; jens*; kakie*; kegel*; knakker*; kneiter*; knobbelzaaier*; knoert*; knurf*; kuist*; labberjanus*; lapsoes*; lel*; lijer*; lik*; mekker*; oelebas*; okkie*; oliekoek*; opdonder*; opduvel*; opflikker*; oplababber*; oplabbedoedas*; oplazer*; opmeloeres*; opmepper*; opmieter*; opneuker*; opsecretaire*; opsodemieter*; opsodemirakel*; opstopper*; optater*; optetter*; opzaniker*; patat*; petatter*; peut*; pitmop*; poeier*; poffer*; pomperd*; ram*; roei*; ros*.

• Ymand een haberdas geven. Dat is, een oorvyg, voor oorvaag, vaag aan ’t oor, die echter noch beter is, dan een vaag in de koon. Haberdas, is verbastert van ’t Hoogduitsche habt ihr das, Hou daar! Zo zegt men ymand een oorlap, een kaaksmeet, en een blaas-op geven: ’t geen de Franschen noemen un soufflet. (Carolus Tuinman: De oorsprong en uitlegging van dagelyks gebruikte Nederduitsche spreekwoorden, opgeheldert tot grondig verstand der vaderlandsche moedertaal. Deel I. 1726)
• Abbedoedas, een waling of klap om de ooren. (De Taal- en letterbode. Jaargang 3. 1872)
• Oabeldoedas: klap, oorveeg, Overijs. habbedoedas (in ”t Nederl. verouderd) bv. v. Lennep labberdoedas. Oostfr. habbedudas (”t HD: habe du das). Vgl. anwaisel. (H. Molema: Woordenboek der Groningsche volkstaal, in de 19de eeuw. 1895)
• Haberdoedas. Schertsende benaming voor een draai om de ooren. De klanken van dit woord, die aan de Hoogduitsche woorden haben, du en das herinneren, wettigen het vermoeden, dat het wel ontleend zal zijn aan de taal van den een of anderen ‘Duitschen Mof’ uit een oud komediestuk. Harrebomée heeft in zijn Spreekwoordenboek, I. 273 a ook de uitdrukking op zijn haberdoedas krijgen. (Noord en Zuid. Jaargang 21. 1898)
• ... had hij met een paar krachtige "opstoppers" en "haberdoedassen" de rustverstoorders tot rede gebracht. (Justus van Maurik: Toen ik nog jong was. 1901)
• abedoedas — een ferme klap; voor de weglating der h zie h; ook labbedoedas en labberdoedas. Te Eelde ook lummel: een abedoedas van 'n kerel, te Borger domme kerel. Het vrouw. er van is dan hapschöttel: een h. van 'n meid (Borger) (J. Bergsma: Woordenboek, bevattende Drentsche woorden en spreekwijzen. 1906)
• Als hij nou de blommenmeisjes rond de kroeg van Moeke, of van Zwarte Jans, ontmoette, dan kocht hij ze met een kwinkslag en een haberdoedas los. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 1. 1912)
• Frans had hem wel een appelendoedas tegen zijn bakkes willen geven. (Israël Querido, De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 4: Mooie Karel. 1924)
• Abbedoedas = slag, klap, opdonder. III abbeldoedas. (K. ter Laan: Nieuw Groninger Woordenboek 1924-1929)
• Habbedoedas = opstopper. (K. ter Laan: Nieuw Groninger Woordenboek 1924-1929)
• De overige verschijnselen, als volksetymologieën, appeldoedas voor haberdoedas (< habe du das) „peuter, stomp", en vachalcade voor cavalcade, of woordspellingen, kinematograaf voor kien „sleutel" en Chateau-la-Pompe voor „eau" naast alle „grands crus" als „Chateau-Lagrange" of „Chateau-Lafite", vinden we er ook terug. (Dr. Marius Valkhoff: Argot en Bargoensch. 1933)
• Abbedudas, m. Klap, opstopper.
Aj nu nieet ütscheit dan zak u 'n abbedudas geven daj de grond zokt. Gron. Aobeldudas. (W. Draaijer: Woordenboekje van het Deventersch dialect. Tweede druk. 1936)
• Katwijksch is ookl) het bekende haeverdoudas = opstopper (bijv, de stooten van schepen naast elkaar). (G.S. Overdiep: De volkstaal van Katwijk aan Zee. 1940)
• Als u iemand een haberdoedas zoudt geven, zou hij dan: een geldstuk ontvangen? of een draai om zijn ooren krijgen? (Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant, 09/11/1940)
• Haberdas. In 't mv. zegt men gewoonlijk: een haberdas of twee, drie enz. Kaakslag. (L. Lievevrouw-Coopman: Gents Woordenboek. 1974)
• Lichamelijke tuchtiging is alleen nog iets voor Revianen. Ik zou niet durven beweren dat geen moderne ouder meer een muilpeer, pets, haberdoedas, oorvijg, draai om de oren geeft dan wel billenkoek (met een nieuwe tussen-n die nu eens gepast is), maar zulke handelingen zijn nu reden voor gêne, alleen al omdat zo de kans op een goed of open gesprek verminderd is. (Peter Burger & Jaap de Jong: Taalboek van de Eeuw. 1999)
• (Jan Berns m.m.v. Jolanda van den Braak: Taal in stad en land. Amsterdams. 2002)
• labbedoedas, labiebes - klap, draai om de oren (Henk Bloemhoff en Henk Nijkeuter: Taal in stad en land. Drents. 2004)