Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 10-08-2023

haaibaai

betekenis & definitie

(17e eeuw) (inf.) bazige vrouw die veel drukte maakt en steeds het laatste woord moet hebben; manwijf; feeks. Ook wel: haaiebaai, heibei. Reduplicatie. Reeds bij Winschooten (Seeman, behelsende een grondige uitlegging van de Neederlandse Konst, en Spreekwoorden.... die uit de Seevaart sijn ontleend. 1681). Hiervan afgeleid: haaibaaierig (bazig of kijfziek, maar ook: stormachtig). Vgl. Alexis*; driedekker*; gendarme*; gerokte* gendarm; gespleten* dragonder; haaibaai*; haneveer*; ka*; kar* zonder wielen; kenau*; Mansfelder*; matroos*; sergeant*.

• En je moeder,... dà magere schepsel,... vervolgde Jan, niets van Corry's gezichts-verandering bespeurend... die haaibaai,... die slábek,... seg ik te veul? (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 2: Van Nes en Zeedijk. 1914)
• "Bij een erf tante denkt men aan geld (symbool daarvan het licht-gele en okerkleurige fond); ze is in 't schotsch (symbool daarvan de ruiten op het "kannetje") en ze heeft de ei-genschap 'n beeije,... nou ja,... 'n beetje haaibaai-achtig te zijn (symbool daarvan het grilli-ge bloemlichaam). (de Groene Amsterdammer, 12/03/1916)
• ... en Baukje Ingeles was ook niet geworden, wat men indertijd wel eens gedacht had, maareen stijve schriele haaibaai, die zo rechtop liep, alsof ze de steel van een paraplu had doorgeslikt (Theun de Vries: Wilde lantaarns. 1940)
• 'Je bent zeker bang voor die nette dame,' opperde de haaibaai met angstige moed en snoot minachtend haar neus. (Jan Mens: Er wacht een haven. 1950)
• Ik ben een haaibaai. (Angèle Manteau in Avenue, oktober 1968)
• Wat een haaibaai! Ze ging zo tekeer, dat die ouwe hoerenmadam en nog een paar wijven naar boven kwamen lopen. (Haring Arie: Tweede Boek. 1969)
• 'Hou je maar niet zo groos!' roept de haaibaai. (Jan Mens: Griet Mansande. 1972)
• Ze jammerde, schranste haar verdriet weg en toonde haar mensenkennis door haar hart uit te storten bij haaibaai Linda Tripp. (NRC Handelsblad, 31/12/1998)
• Nou las ik weer een verhaaltje dat de populariteit van je kandidaat-schoonmoeder tanende is. Ze werd zelfs haaibaai genoemd. (NRC Handelsblad, 08/04/2000)
• Brokken werd afgeschilderd als een arrogante haaibaai, die over lijken ging in haar zucht naar roem en bontjassen. (HP/ De Tijd, 12/05/2000)
• Zelf heeft Van Scherrenburg altijd over haar imago gezegd dat wanneer je als vrouw Haagse heren pittig ondervraagt, je al gauw een haaibaai bent of veel te assertief wordt bevonden. (de Groene Amsterdammer, 13/07/2002)
• Een ander populair scheldwoord voor een vrouw was op het Utrechtse platteland (maar lang niet alleen daar) haaibaai. Het had op het platteland wel een bepaalde betekenis, die we in de stad niet zo gauw tegenkomen. Het gewiekste gedrag van bijvoorbeeld handelaren kon een weduwe met jonge kinderen brengen tot een wat minder 'ladylike' gedrag. Deze vrouwen werden door de handel uitgeprobeerd, ook wel door eerlijke kooplui. Een vrouw die daar tegenop kon, werd gezien als een kenau of een haaibaai. Het kwam ook wel voor dat een boer zelf wat zwak tegenover de samenleving stond, en dat dan zijn vrouw het noodzakelijke kordate gedrag vertoonde, en zo'n vrouw kon ook wel haaibaai genoemd worden. De scheldnaam haaibaai trof in de vroegere boerensamenleving vaak mensen die het toch al verre van gemakkelijk hadden. (Harrie Scholtmeijer: Taal in stad en land. Utrechts, Veluws en Flevolands. 2002)
• Alessandra is een haaibaai die denkt dat ze deel uitmaakt van het pantheon: Benito, Berlus-coni, Sofia Loren, Gucci en Versace. (De Morgen, 29/11/2003)
• 'aaibaai bijdehand iemand: dit vooral m.b.t. een vrouw en zulks negatief bedoeld.Dat mens das 'n 'aaibaai 'oor, gelöf mên: die vrouw is een bijdehand iemand hoor, neem dat van mij aan! (Piet Spaans: De spreektaal van de Scheveningse kustbewoners. 2004)
• ‘Ella en Klaartje zijn juist schatten, niks stadse haaibaaien zoals wij,’ mompelt Franny. (Rudi Wester: Vriendinnen van vroeger, vrouwen van nu. 2012)
• (Casper van de Ven: De Brabantse spot- en scheldnamen. 2013)
• Bloemetje was een haaibaai. Dat kwam natuurlijk door haar werk, ze moest de baas zijn over al die mannen. Ze schreeuwde je zó de deur uit. (Raoul Serrée: De Wallen in de jaren '60. Verhalen van prostituees, penoze en de postbode. 2015)