Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 12-01-2024

grote grutten

betekenis & definitie

(1931) (ook: grote grutjes) (euf.) uitroep van verbazing. Grut is een verbastering van gort. Grutten staat hier voor goden.

• ‘Groote grutten, mensch!’ riep de juffrouw, die net bezig was deze pap te koken, ‘is me dat schrikken.' (B. van Huët: De club uit Rustoord. 1931)
• "Grote grutten, wat een uitverkoop!" zei Arie verbaasd. (Willy van der Heide: Tumult in een toeristenhotel. 1954)
• Grote grutten, riep Geertjan uit, wat sleep je nú allemaal mee? Is dat je huiswerk?
(Max van Amstel: Duizend jongens zien ze vliegen. 1954)
• Christelijk zijn uitdrukkingen als God bewaar me! God zal me liefhebben! God's gelukkig! Jezus Christus! Zij zijn slechts krachttermen in de spreeksituatie en daarmee een dimensie lichter dan de eigenlijke vloeken en godslasteringen, die frontaal botsen tegen het religieus taboe. Door vormverandering, substitutie en frequent gebruik kunnen de sacrale namen hun emotioneel uitdrukkingsvermogen vrijwel geheel verliezen: Grote grutjes! Lieve Help! God, wat heb jij 'n leuke jurk (J.A. Huisman: Nette en onnette woorden. 1962)
• Grote grutjes - in wat voor wespennest was ik nu terechtgekomen? (Ben Borgart: De vuilnisroos. 1972)