Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 21-07-2020

Groot Bajes

betekenis & definitie

(1906) (Barg.) gevangenis te Leeuwarden.

• Groot Bajes, strafgevangenis van Leeuwarden. (Köster Henke: De boeventaal. 1906)
• 'n Rijke frek is 'n maand geleje op me afgestoofe en seit me soo perdoes... sonder rekeningkerant:... kijk, Manus, dat is allegaar valsch geld. Ken jij dat slink onder de O-Weeërs brenge? Dan deele we 't same... Nee seg ik... dan lieferst bij elkaar gegaard veur 'n spaarpot veur de arreme van 't Groot Bajes. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 3: Manus Peet. 1922)
• Maar toen hij Zelf in de Grootbajes zat opgesloten, toen besefte hij eerst sidderend en rillend, dat ieder woord van waanzinnige ontzetting bij dezen moordenaar, brandendwaar moest zijn geweest. (Israël Querido, De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 4: Mooie Karel. 1924)
• Groot Bajes, gevangenis te Leeuwarden. (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937)