Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 21-07-2020

gootwater

betekenis & definitie

(19e eeuw) (inf.) slechte drank (doorgaans thee). Eigenlijk: water uit de dakgoot of uit de gootsteen.

• Ze trok een gezicht, toen ze de thee proefde. Het smaakte als gootwater en ze begreep wel hoe lang het water al gekookt moest hebben, waarmee deze thee gezet was. (Provinciale Noordbrabantsche en ’s Hertogenbossche courant, 15/01/1925)
• „Wat moet ik beginnen met een half ons thee per hoofd per maand?" vraagt de huisvrouw zich af. De kern van het antwoord, dat een expert als de heer H. Dorlas, directeur van het Thee-Propagandabureau daarop geeft, is deze: drink goede thee, stel liever enkele theelooze dagen in dan dat ge op „gootwater" gelijkende aftreksels creëert, drink de goede thee aan het ontbijt en in den middag te ongeveer vier uur en maak van het theedrinken nu een ceremonie. Maar vooral, ga, om een weinig parlementair woord te gebruiken, niet „leuten" met de thee!" (Leeuwarder courant, 05/06/1940)
• “Wilt u nog koffie, meneer?” vraagt Aag aan een van de soldaten. “Doe niet zo gek, meid. Ik heet Klaas, hoor. Maar inderdaad: ik lust nog wel een bakkie. Jullie zetten betere koffie dan dat gootwater in de kazerne.” (Jan Vermeulen: Vechten in Veenendaal. 2019)