(18e eeuw) (inf.) kind. Reeds in het werk van Huygens. In de Zaanstreek ook: meisje.
• Elk een van dat lieve goedje lacht van vreugd zo dra 't haar ziet. (Betje Wolff: Proeve over de opvoeding. 1780)
• ‘Domme jongen! - domme meid! malle kinderen! nu mag je zitten zonder speelgoed - wij zijn beschaafd lief goedje; maar met ons wist jelui niets uit te voeren! - malle kinderen! (De Gids. Jaargang 5. 1841)
• Ze wou maar niet gelooven, wat ik vertelde en riep de buren er bij; 'n mooie boel! Ja... hm! 't Is raar goedje, die vrouwen. Ze weten zelf niet, wat ze willen. (Justus van Maurik: Toen ik nog jong was. 1901)
• Ik neem misschien nog een kind, als je weg bent,’ zei ze plotseling. ‘Het is zulk leuk goedje. Ik zou nog wel een meisje van mezelf willen hebben. (Han B. Aalberse: De liefde van Bob en Daphne. 1955)
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk