Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 21-07-2020

goed voorzien zijn

betekenis & definitie

(18e eeuw) (inf.) letterlijk: uitgerust zijn met alles wat men nodig heeft; figuurlijk ook in de zin van meer dan voldoende geld hebben. Hier evenwel: een fors geslachtsdeel hebben of grote borsten hebben. Syn: goed geschapen*; heel wat in huis* hebben. Vgl. Fr.: Être bien outillé.

• Zij was tamelijk grof en een beetje schonkig van figuur met brede heupen en voor een vrouw opvallend brede schouders, en van voren was ze goed voorzien, zoals Jan Lucas later zei. (Antoon Coolen: De vrouw met de zes slapers. 1953)
• (Hans Heestermans: Erotisch Woordenboek. 1980)
• .... zeker als er kamermeisjes bij zijn, camareras, vooral die ene dan, goedlachs en jong en goed voorzien van borsten en billen en misschien— denkt Bloem.... (S. van Elzen: Hoog boven de blauwe stad. Verhalen. 1989)
• (Robert Henk Zuidinga: Eroticon: het ABC van de erotiek. 1990)
• 'Een boezem om u tegen te zeggen!' Zijn vrouw was ook goed voorzien, ... (Monika van Paemel: Rozen op ijs. 1997)
• (M.A. van den Broek: Erotisch spreekwoordenboek. 2002)