1) (1900) (plat) bastaardvloek. Ook versterkt tot 'godgloeiendekut' of 'godsgloeiende pokken'. Kijk ook onder gloeiende*.
• God-zal-je-godgloeiend-verdomme, boere hengst, moest jij je weer vergissen, hè? (L.H.A. Drabber: Het dappere Hollandsche leger. 1900)
• Godsgloeiende... kráááák!’ zei een stoel, maar de a.r. bleef opgewonden. (Vincent Mahieu: Tjies. 1955)
• Zit-ie daarvoor diep in Frankrijk om die godgloeiende kolere bijnaam te horen roepen. (J.W. Holsbergen: Wimpie de naaidoos. 1971)
• Godgloeiendegodnondeju zijn ze helemaal belazerd beestje in de hersens totaalgedegeneerde lulkoek zonder weerga niettegelovenellendepukkelsgod gloeiende gloeiende nondeju zijnze helemaal betoeterd. (Rinus Ferdinandusse: De bloedkoralen van de bastaard. 1972)
• Godgloeiende... waar heb je dat pokkeding!!? (Gerrit De Jager & Wim Stevenhagen: De familie Doorzon: Emile’s relatieboot. 1983)
• Ik wil het alleen weten, godgloeiende! (Robert Long: Wat wil je nou. 1988)
• 'Godgloeiende,' foeterde sint... (Donald Olie: De billen van Yvonne. 1990)
• Staat er godgloeiende godverdomme een tweeling voor de deur, die mij moet hebben. (Atte Jongstra: Het huis M. 1993)
• 'Zou je godgloeiende niet effe meehelpen?' wilde ik perse weten. (Propria Cures, nummer 18 van jaargang 2000-2001)
• “Godgloeiende tering!” Dirk die nooit vloekt, vloekt een vloek die diep vanuit zijn tenen komt. (Jan Eilander: Raffie. 2005)
• Het was zo onrechtvaardig, ik kon me wel direct twintig eikels en klootzakken voor de geest halen die de duivel (die natuurlijk ook niet bestond) direct mocht halen. Mijn vader wel, en die lui niet, godgloeiend! (Peter Langendam: Morgen gebeurt het. 2007)
• ‘Godgloeiendekut!’ riep Robin uit. (Mensje van Keulen: De gelukkige. 2001)
• “Godsgloeiende pokken!” dacht hij nerveus. (Rinus Ferdinandusse en Tomas Ross: De mannen van de maandagochtend. 2003)
• Godgloeiendegodverdomme! Totaal vergeten! (Robert Anker: Oorlogshond. 2011)
• ‘Goed,’ zegt Roxy, ze gaat harder praten, ‘die vent loopt weer vloekend het bos uit, god gloeiende tering, terug naar de winkel en hij koopt een bazooka. (Esther Gerritsen: Roxy. 2014)
• Nou kan ik godgloeiende kankerkolere elk jaar datzelfde kutverhaal aanhoren. (Gerard van Westerloo: De pont van kwart over zeven. De beste journalistieke verhalen. 2015)
• Godgloeiende tyfuskanker, welke mongool heeft dit nou weer bedacht? (Sylvia Witteman: Er speelde nog nét geen draaiorgel. 2018)
2) (2017) (inf.) ter versterking: erg, in hoge mate.
• Ik doe mijn best, Lied. Ik doe mijn godgloeiende best. (Roos Schlikker: Huisje boompje beest. 2017)
