(1906) (Barg.) geweldpleging; inbraak. 'Het op een geweldje gooien': tot geweldpleging (inbraak) overgaan. Reeds bij Köster Henke.
• Het zal op een gewelletje motte, besliste Bal ... (Willem van Iependaal: Polletje Piekhaar, 1935)
• Ze hadde een lefakkevietje, een soortement gewelletje, om er met èèn klap schatrijk an te worde; en ik mocht, vanweges de ouwe vrindschap, meedoen, om als vrijman naar Amerika te kome. (Willem van Iependaal: Kriebeltjes hoogtepunt. 1937)
• De gedupeerde firma nam het gewelletje niet, stond paf van de ongelofelijke brutaliteit: vijf vaten, waaronder van het grootste formaat, die op de walkant - haast op de stoep van de branderij - lagen te wachten op verscheping naar Amerika, foetsie!! (Willem van Iependaal: De commissaris kan me nog meer vertellen. 1951)
• (Enno Endt: Een taal van horen zeggen: Bargoens en andere ongeschreven sterke taal. 1969)
• Ik gaan het nog fanavond op een geweldje gauje met me gabbers. (Leonhard Huizinga: Adriaan met Olivier natuurlijk, 1977)
• Jopie hield net als ik niet van geweldjes op de snuffelvaart. (Haring Arie: De Sarkast, 1989)
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk