Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 08-07-2020

geilneef

betekenis & definitie

(1977) (inf.) wellustig persoon; louter op seks belust iemand. Creatie van de Nederlandse cabaretiers Van Kooten en de Bie. Tijdens een televisieshow kreeg de kijker meerdere neven gepresenteerd: de Wortelneef, de Speelneef, de Geilneef (later uitgegroeid tot De Vieze Man), de Bouwneef en de Regelneef. Het woord geilnicht is minder frequent (wel in Verschueren, 1991).

• Toevallig zit ik hier tijdelijk vast, maar anders zouden jullie met deze geilneef wat beleven. (Raster. 1978)
• Prince is niet langer de louter op sex beluste geilneef. (Oor, 04/05/1985)
• ... en natuurlijk speelt Prince af en toe zijn favoriete rol van geilneef. (Het Parool, 08/04/1987)
• Sease typeren als een geilneef doet hem echter te kort. (Oor, 11/03/1989)
• Op zijn minst evenaarde hij hier de rijstijl van Kees van Kooten, die ooit als geilneef in een mini door Amsterdam reed en trambaan noch vluchtheuvel spaarde. (Elsevier, 13/04/1991)
• Zo kennen we de inventieve geilneef weer! Toch haalt Diamonds and Pearls niet het niveau van Lovesexy en Sign o' the Times. Prince klinkt er te braafjes, te glad. (Joost Zwagerman: Collega's van God: portretten en polemieken. 1993)
• De vrouwen kletsen bij, eten en drinken wat en gaan voor de grap op huizenjacht. Dat levert verrukkelijke taferelen op, wanneer het luxe-appartement van een onverbeterlijke geilneef wordt bezocht. (KU Nieuws, 19/09/1997)
• Maar toen hij later als een echte geilneef de juffrouw die achter de bar stond in d’r blouse zat te loeren, was de maat vol. (Frans van Es: Who the fuck is Frans van Es? Een greep uit het leven van een marineduiker. 2002)
• Neem Simon. Op het eerste gezicht is hij een onweerstaanbaar succesvolle zakenman, maar later blijkt dat hij zijn fortuin vergaarde met het exploiteren van sekslijnen, en dat hij zelf een overspelige geilneef is. (HP/ De Tijd, 24/09/2004)
• Ja, die ouwe casanova’s verstaan hun vak goed. Zo goed zelfs dat onze jongens het soms niet pikken en die geilneven in elkaar timmeren. (Peter Drehmanns: Blackpool. 2005)
• Zou Schmitt, het grote opperhoofd van de Bazuyn, die Breukhout zo vaak had moeten verleiden om een of ander stuk gepubliceerd te krijgen – zou de oude ijzervreter en geilneef de subtiliteit, en vooral de sentimentele trek van zijn werknemer opmerken en waarderen? (Thé Lau: Juliette. 2014)
• Johan grijnst voor zich uit; jaja, doe maar alsof ik hier de geilneef ben. Maar ik weet wel beter! (Eric Kollen: Jongenssprookjes. Deel 4. 2016)
• Ik vind hem een over het paard getilde charlatan die in Nederland blind wordt geadoreerd door Anja Meulenbelt en door de kippetjes van geilneef Jolo. (Rob Hoogland & Arthur van Amerongen: Het grote foute jongensboek. Deel 2. 2019)