Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 02-08-2021

gabber

betekenis & definitie

1) (1752) (Barg.) vriend; vent. De 'gabbertaal' is de taal der kameraden, m.a.w. het Bargoens. Het Australische slangwoord 'cobber', met dezelfde betekenis, is volgens Eric Partridge eveneens ontleend aan het het Jiddisch (chaber of chawwer). Vgl. Zuid-Afr. gabba. Zie ook: gab* en gappie*.

• Ik ging naar groot Mokum (Amsterdam) om een gabber (kameraad) te zoeken… (Conrad Jacobus Nicolaüs Nieuwenhuis: Mijn verblijf in de gemeenschappelijke en afgezonderde gevangenis. 1858)
• Gabbert, kameraad. (Onze Volkstaal. Deel 3. 1885. Alphabetische Woordenlijst van het Bargoensch)
• Gabber, of gabbert (barg.), medegevangene, kameraad. (Taco H. de Beer & Eliza Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899)
• Ze hielden van hem, al de gavvers, om zijn goeiigheid, zijn sullige meegaande en rustige natuur. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 1. 1912)
• Zijn gawwers lachten hem uit en bespotten hem. Die misselijke maffers! (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 3: Manus Peet. 1922)
• Er was in dit opzicht echter nog onderscheid tusschen het Jiddisch en de gabbertaal (van gabber of kameraad). (de Groene Amsterdammer, 04/08/1928)
• Voor die tijd kon men nog wel eens een mooi partijtje Schoure voor een metsieje koopen, kwam er eens een rijke gawwer, die een erfenis gekregen had, een heele bibliotheek, een huis vol boeken, waarmee hij geen weg wist. (Maurits Dekker: Amsterdam. 1931)
• En we waren er nog wel zo zeker van dat die gabbers niet met de D-trein zouden gaan! (Willy van der Heide: Een dollarjacht in een D-trein. 1952)
• Je gabber is je gabber. (Simon Carmiggelt: Oude mensen. 1963)
• Daar was z'n gabber waarmee hij eens, in een vorig leven zowat, moordend, plunderend en brandschattend door de polders was gezeuld, een spoor van gein en geweld door stad en land had getrokken. (Heere Heeresma: Geef die mok eens door, Jet! 1968)
• Ik had dan ook vlug een gabber die net als ik door z'n Ouwe Heer het huis uit was gelazerd... (Haring Arie: Tweede Boek. 1969)
• Ieder had z’n eigen penoze gabberoes of maat… (Haring Arie: Recht voor z’n raap. 1972)
• Nog twee gabbers heeft hij meegebracht. (Bert Hiddema: Twee vliegen in een klap. 1975)
• Polak heeft alleen maar vrienden, gabbers dus. (Vrij Nederland, 08/12/1984)
• Ze zijn immers vrienden. Gabbers, zoals dat bij hem in de straat heet. (Bert Hiddema: Scheuren in het asfalt. 1985)
• Zo ouwe gabber, dacht hij, ben je d'r geweest? (Gerben Hellinga: Merg en been. 1986)
• Met een paar gabbers hebben we overdag de zaak afgelegd. (Haring Arie: De Sarkast, 1989)

2) (1990+) (jeugd) kaalgeschoren jongen in trainingspak; aanhanger van gabberhouse. Ook koepelbenaming voor een jeugdbeweging. Gabbers hebben een speciaal taalgebruik, bijvoorbeeld 'hakken' voor dansen. Tegenstanders zien hen als een hossende versie van F-side-supporters en noemen hen agressief, vrouwonvriendelijk en smakeloos. Gabbers houden van maximale geluidsvolumes en veel pils. Er zijn weinig vrouwelijke gabbers of gabberinnetjes.

• Veel jongens in Parkzicht hebben een kaalgeschoren hoofd. Dat is de gabber-look. (Nieuwe Revu, 27/01/1993)
• Van alle soorten housers is de gabber het meest uniform gekleed. Hadden ze aanvankelijk allemaal een `matje', tegenwoordig is de gabberhaardracht `crew cut', oftewel: heel kort. (Jan Kuitenbrouwer: Neo Turbo. Van yuppie-speak tot crypto-mumble, 1993)
• Gabbers zijn meestal dom en laaggeschoold. (Webber, januari 1995)
• Veel XTC-dealers worden `gabbers' genoemd. Hun hoofden zijn kaal. (Nieuwe Revu, 12/04/1995)
• In Berlijn werd een weekend lang een `Love Parade' gehouden, een mega-feest van meer dan een half miljoen Duitse gabbers. (Elsevier, 03/08/1996)
• Bij ontstentenis van Piet Bambergen verschijnen vervolgens een stuk of vijftig gabbers in beeld die een auto aan gort slaan. Einde film. (HP/De Tijd, 15/11/1996)
• Terwijl tot grote hilariteit vooraf de Rotterdamse gabbers-strijdkreet `Hakkúh' klonk, werd de aftiteling omgekeerd evenredig uitgeluid met fluitconcerten uit dezelfde hoek. (Elsevier, 23/11/1996)
• Gabber is de jeugdbeweging van de jaren negentig. Tienduizenden jongens en meisjes bezoeken wekelijks gabberfeesten in het hele land. (Hetty van der Wal & Margot Bleeker: Hakkûh & strak staan. Het Gabbergevoel. 1997)
• Je vindt dus ook gabbers onder voetbalvandalen. (Vrij Nederland, 03/05/1997)
• (Frank Bierens & Mo Veld: Gigataal. Stijlwoordenboek voor het nieuwe millenium. 1999)
• Gabbers hebben een hekel aan skaters (‘voel je beter, vernietig een skater’), alto’s (‘beter tien alto’s onder de grond dan één op straat’) en straight edgers. (Kitty de Leeuw e.a.: Jong 1950-2000. Gepubl. 2000)
• Bij de ingang van de danszaal staat een groepje gabbers, ze dragen Cavello trainingspakken en hun haar is aan de zijkanten van hun hoofd weggeschoren zoals ik dat ook weleens langs de flanken van de pony’s doe wanneer het voorjaar wordt … (Renske Jonkman: Zo gaan we niet met elkaar om. 2011)
• De gabbers van vijf jaar geleden zijn de clubbezoekers van nu. Onderschat niet hoeveel van die hippie Armani-shirts toen met een kale kop rondliepen. (Leon Verdonschot: Hart tegen hart. 2005)
• Gabbers luisterden naar hardcore muziek. (Jessica Meijer: Een blik jodenkoeken. 2013)
• Een speciale categorie in deze wereld waren de gabbers. Zij cultiveerden een arbeideristisch gedrag, droegen legerkistjes en schoren het hoofd kaal. Gabbers waren blank en stonden mede daarom in de reuk van extreem rechts en voetbalvandalisme, maar de meesten waren net zo apolitiek als de nozems van weleer, met wie ze trouwens wat onverschillig gedrag betreft wel overeenkomsten vertoonden. (Han van der Horst: De mooiste jaren van Nederland. 2013)
• Wie zich per se aan de kleding van de jeugd wilde ergeren, kreeg daartoe in de jaren negentig alle gelegenheid toen in kringen van zich ‘gabber’ noemende jongeren trainingspakken en vogue kwamen. (Han Lörzing: Mijn generatie. Een ode aan de babyboomer. 2015)
• Mijn broertje wil zijn haar afscheren. Mijn ouders willen niet met “zo”n neonazi” in huis wonen. Mijn broertje zegt dat het geen nazi is, maar gabber. (Anke Laterveer: Lefbek. 2016)
• Een van de gabbers haalt zijn lolly uit zijn mond en draait met zijn linkerhand middels een denkbeeldig apparaatje zijn rechtermiddelvinger omhoog. (Mick Johan: Totemdier Arafat. 2017)
• Australian-pak aan, Nike Air Max, net zo groot als ik, opgeschoren nek, oorbel en grote ketting. Als deze niet nog steeds naar Thunderdome-party”s gaat, dan weet ik het niet meer: honderd procent gabbertje. (Andries Bik: Grand Hotel de Bajes. 2019)

3) (1990+) (jeugd, muz.) verkorting van gabberhouse: Nederlandse variant van techno, agressieve en ultra-harde muziek; de heavy* metal van de house. Eind jaren tachtig ontstaan in Rotterdam en in de jaren negentig ook deel uit gaan maken van de Britse muziek en clubcultuur. De term werd al opgenomen in de meeste woordenboeken. Amerikanen spreken over gabba house of gabba.

• Met de komst van de knetterharde 'gabber' voltrok zich echter een scheuring in de eens zo saamhorige house-scene. (Opzij, mei 1992)
• 'Gabber is een arbeiderssound,' zo luidt het in de gabberscene. (Elsevier, 06/01/1996)
• Achter de honden ligt een pakhuis. Het baadt in het licht en zelfs op deze afstand is de harde gabbermuziek te horen. (Vrank Post: Judgement Day. 2010)
• Hardcore, of gabber, is Rotterdams erfgoed. Ontstaan in de jaren ‘90 en nog altijd ongekend populair. De Rotterdamse DJ Paul Elstak stond aan de basis van die muziekstroming en vertelt hoe hij het al 25 jaar volhoudt. (NRC Handelsblad, 13/11/2015)
• Ik draai geen gabber. Beloofd, haha. (Mick Johan: Totemdier Arafat. 2017)