Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 28-06-2020

foempen

betekenis & definitie

1) (1925) (< Fr. fumer) (inf.) roken, paffen. Een joint wordt in jeugdige kringen wel eens aangeduid met 'foemp'. Je kunt ook 'een joint foempen'.

• Per dag zal men 11 millioen sigaretten kunnen afleveren. En nou, heeren, maar dapper aan 't „foempen". (Java-post, 07/08/1925)
• (Johan van Os: Maas en Waals Woordenboek. 1981)
• (Wim Daniëls: Werk-woorden. Foempen. Bram-pijn en andere bijzondere woorden in bedrijven en instellingen. 1997) p. 39
• Bij ons wordt foempen gebruikt voor het roken van een pretsigaretje.(https://nicolinewouterlood.nl, 17/01/2006)

2) (2008) (sold.) niets of nutteloze dingen doen; lummelen.

• Foempen is een woord, dat in het leger gebruikt wordt voor niets doen of nutteloze dingen, rondlummelen o.i.d.(http://www.coolbook.nl, 26/02/2008)