Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 06-10-2020

fleppen

betekenis & definitie

1) (1732) (Barg.) drinken, zuipen. Ook wel: feppen. Geluidnabootsend woord: klokken, smakken. Gewestelijk, o.a. te Utrecht: een smakkend geluid maken. Daar komt het ook voor in de betekenis van 'kussen'.

• Als men de linie maar langs gaat, word men over al by bekenden, en onbekenden in geroepen; hier slurpt men een glas Bourgogne wyn, hier een glas Champagne, daar fept men weer een klokje keurelyke ratafia. (De Hollandsche Spectator, 22/09/1732)
• (De Taal- en letterbode, Volume 3. 1872)
• ... je blijft ook aan 't fleppen, drinken. (Wijnand van Schothorst: Het Dialect der Noord-West-Veluwe. 1904)
Aan de flep (oí flap) zijn (Aan den drank zijn). Fleppen: drinken, zuipen ... (Alfons de Cock: Spreekwoorden en zegswijzen: afkomstig van oude gebruiken en volkszeden. 1908)
• (Dr. C.G.N. De Vooys: Verzamelde taalkundige opstellen. Deel III. 1947) p. 231

2) (1927) (Barg.) copuleren. Ook wel: ‘een fleppie maken’. Volgens het WNT niet algemeen. Vooral in oostelijke dialecten. Zie ook Endt (Bargoens Woordenboek). Vgl. flenzen*. In de 17e eeuw noemde men een geile vrouw ook wel een 'flepkous' (zie WNT onder 'kous').

• 't Woord Fleppen vind ik maar één keer genoteerd in ... Fleppen, liebkosen. (Tijdschrift voor taal en letteren, Volumes 15-16. 1927)
• Fleppen: naar papieren vragen. Ook: bijslaap uitoefenen. (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937)
• Hij mocht alles. Hij flepte de hele jordaan aan mekaar en als ik eens een poot over hem heenzette dan zei dat stuk schorem: rot op, loat mij pitten. (Harry Boting: Nog meer jatmous. 1967)
• Mijn vrouw heb ik al die tijd niet één keer behoorlijk kunnen fleppen. (Podium. Volume 21. 1967)
• Ook heb je vaste hoerenlopers, die steeds een ander hoertje willen fleppen. (Haring Arie: Een leven aan de Amsterdamse zelfkant. 1968)
• Je naaien en fleppen tot je het niet meer had. (Heere Heeresma: Geschoren schaamte. 1968)
• Een paar weken was ik heel voorzichtig en flepte ik netjes met een gummitje aan m’n haan. Maar dat was van korte duur. Een tijdje later ramde ik weer links en rechts zonder ballonnetje. (Haring Arie: Tweede Boek. 1969)
• (Enno Endt: Een taal van horen zeggen. Bargoens en andere ongeschreven sterke taal. 1969)
• Tsis fleppen en flippen. (Arie B. Hiddema: Dag heer. 1970)
• (Enno Endt en Lieneke Frerichs: Bargoens Woordenboek. 1974)
• (Geïllustreerde Encyclopedie van de Sexualiteit. Ned. vertaling van The Visual Dictionary of Sex. H.J.W. Becht-Amsterdam. 1977-1980. Woordenlijst p. 126)
• Goedig roept-ie: ‘Zo, Bep, moet je niet eens een fleppie maken? (Siegfried van Praag: Een lange jeugd in joods Amsterdam. 1985)
• (Ad van Gaalen en Frans van den Mosselaar: Kèk mè nâh. Plat & bekakt Haags. 1985)
• Daar lagen die twee spiernaakt met elkaar te fleppen. (Haring Arie: De Sarkast. 1989)
• … wat kon die hele gore Christenhans me schelen, die hele gore Buppa-drenth, wat kon het me schelen nu ik Andrea half ontbloot zag fleppen, en Noëlle heel wildteder iemand (zogenaamd) stond te ontmaagden … (Ronald Giphart: Giph. 1993)
• (Jan Kuitenbrouwer: Neo Turbo. Van yuppie-speak tot crypto-mumble. 1993)
• Ik had liggen wippen, ketsen, fleppen, naaien, rampetampen. (Gerdy Van Der Stap: Nestspel. 1994)
• Dit pretcondoom is namelijk ongeschikt om mee te fleppen, zelfs niet in froggy-style. (Wave, mei 1995)
• Honderden kerels bij elkaar die de dagen aftelden totdat ze eindelijk weer eens ouderwets konden fleppen danwel het kwakkie konden kwijtraken, danwel de flamoes van moeders konden bestuderen. (Nieuwe Revu, 20/01/1999)
• Dus denk ik bij me eigen: lekker tussen de sloopwerkzaamheden door effe een robbertje fleppen voor deze linkmiegel. (Vrij Nederland, 20/07/2013)
• Ook Siep werd na één keertje fleppen aan de kant gezet. (Jamal Ouariachi: Een honger. 2015)