Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 24-10-2022

fakkel

betekenis & definitie

1) 1924) (Barg.) (bedel)brief. 'Fakkeltjes feberen': bedelbrieven schrijven.

• Fraag Matje... fraag de Lange.... fraag de Londese Lewie... Ga wég kerel... die fersting de linke pinose... die feberde fakkeltjes... (Israël Querido, De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 4: Mooie Karel. 1925 (zesde druk). Eerste druk: 1924)
• Fakkel, (Barg.) brief; bedelbrief; fakkelen: een bedelbrief schrijven. (Fokko Bos: De vreemde woorden. Derde druk. 1955)
• Ga wég kerel... die fersting de linke pinose... die feberde fakkeltjes... (Sybren Pollet: De geboorte van een geest. 1974)

2) (1972) (jeugd) sigaret of joint.

• Fakkel. z.n. (mv. - s), vklw. - tsje ; v. : sigaret ; ook : flurre, fuumstok, siegrétte. (Roland Desnerck: Oostends woordenboek. 1972)
• Neem een joint mee ga in het reuzenrad. .... daarna hebbe we in de rij voor de bobslee een fakkel gedraait gewoon midde in de rij... (http://forum.scholieren.com, 13/08/2003)
• Een Fakkel staat natuurlijk voor een dikke joint, en de naam fakkelbrigade gaat terug naar hun jeugd. Toen stonden ze sneaky met z'n allen jointjes te roken in een portiek en noemden ze zich De Fakkelbrigade! (www.reflexfm.nl/show/nieuws, 31/01/2009)
• Is dat een fakkel? Lijkt wel een mega joint! (www.dumpert.nl, 18/02/2010)

3) (1927) (Barg.) slechte sigaar.

• Fakkel: slechte sigaar. (Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 46. 1927: Bargoensch uit het begin van de twintigste eeuw)
• (L. Lievevrouw-Coopman: Gents Woordenboek. 1974)
• Een fakkel (sigaar van weinig waarde) (H. Mullebrouck: Vlaamse volkstaal. 1984)

4) (1974) (luchtv.) parachute die niet helemaal ontplooit.

• Parachutespringen een gevaarlijke sport? Zwijgplicht nog steeds voor de leden van de paraclub ... De beruchte „fakkel“ (een parachute die wel los raakt maar zich niet helemaal ontplooit). (Elsevier, volume 30. Nrs 27-35. 1974)