Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 11-07-2020

fabriek

betekenis & definitie

(1980+) (politie Amsterdam) het hoofdbureau. Wellicht reeds verouderd. Partridge meldt het gebruik van de slangterm 'factory' voor een politiebureau, vooral als dat eruitziet als een versterkte burcht. Aangezien de politiebureaus nu allemaal even sterk gebouwd zijn is deze benaming volgens hem momenteel uitgestorven.

• In politiekringen werd het hoofdbureau 'de fabriek' genoemd, ik kon deze benaming volledig billijken; het was een fabriek voor de verwerking van ziek mensenvlees. De cellen daar mochten van een recentere bouwdatum zijn dan die in de Warmoesstraat, desondanks ervoer ik mijn verblijf op het hoofdbureau als een straf binnen de straf. (René Stoute: Uit het achterland. 1985)
• Als ze elkaar tegenkomen in de paternosterlift van 'de fabriek', het hoofdbureau, op weg naar het sportzaaltje, begint soms het schoffelen al met schijnbewegingen naar elkaars enkels en schenen. (Haagse Post, 19/09/1987)
• Want op de fabriek (hoofdbureau) zeiden ze dat het toch geen nut had. (HP/ De Tijd, 15/09/1995)
• Een scène op de fabriek, het hoofdbureau van politie te Amsterdam, 1988. (HP/ De Tijd, 13/10/1995)
• Fabriek: het Amsterdamse hoofdbureau van poltie (Amsterdam). (Paul Van Hauwermeiren: Bargoens zakwoordenboek. 2011)