Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 03-08-2021

eva

betekenis & definitie

1) (1993) (vaak verkleinvorm: Evaatje) (drugs) één van de vele bijnamen van een xtc-pil.

• Eva-pilletje - Nieuwe, licht stimulerende drug, die te vergelijken is met XTC en een soort LSD-effect opwekt. (De Telegraaf, 13 mei). (Frans van Lier: Jaartaal. De debuutwoorden van 1993)
• XTC pillen: snackies, nootjes, tikkels, hamertjes, smarties, evaatjes, gabberbollen. (Roel Kerssemakers, Rob van Meerten, E. a. Noorlander: Drugs En Alcohol; Gebruik, Misbruik En Verslaving. 2008)

2) (1993) (jeugd.) evangelische jongere. Zie ook: refo*.

• Des te opvallender is het, dat zoveel christenen die zondags ieder hun weg gaan, hun eigen krant lezen en politiek gescheiden optrekken, zich allemaal thuis voelen bij de EO. Op familie- en jongerendagen, vrouwen-ochtenden en praise-avonden herkennen refo's en eva's elkaar over en weer als belijders van één God. (Trouw, 14/12/1994)
• (Frank Jansen en Hubert Roza: Nieuwlands. 1995)
• (Wim Daniëls: Vet! Jongerentaal nu en vroeger. 2004) p. 108