(1983) (inf.) ergens gek van worden; ergens mooi genoeg van krijgen.
• Er is zo ontzettend veel mooie Franse muziek, maar je hoort haar nauwelijks meer. De Franstalige muziek die je nog hoort, is ook altijd weer dezelfde. Altijd Vous permettez, monsieur van Adamo, daar word ik gestoord van. (NRC Handelsblad, 04/10/1983)
• Ergens gestoord van worden: ergens schoon genoeg van krijgen. (Jan Oudenaarden: De terugkeer van Opoe Herfst. 1986)
• Opnieuw echter lopen zij het risico dat slecht weer de trainingsschema's in de war zal sturen. Gemser en Vergeer mijden tot twee dagen voor het wereldtoernooi Inzell. "Ik wil," zegt Vergeer "niet al die weken op dezelfde baan zitten. Daar word ik gestoord van." (Het Parool, 03/02/1986)
• Als ik vijf seconden stil sta met die groep ligt het aan de trainingsintensiteit. Daar word ik gestoord van. (Nieuwsblad van het Noorden, 21/04/1987)
• Toen ik de laatste maanden weer een vaste plaats op de bank had, kwam ik thuis, smeet de spullen in de hoek en zei dan tegen mijn vrouw ... nee, niet nog een jaar op de bank, daar word ik gestoord van. (Leeuwarder Courant, 25/08/1987)
• Maar hij moest dat wereldrecord meteen afstaan aan de na hem rijdende Koss. „Ik baal als een stekker", riep het Westlandse bluffertje. „Die Koss, daar word ik gestoord van. Zaterdag pikte hij me bij de World Cup de hoofdprijs op de 1500 meter af. Op een oneerlijke manier, want uit de video-beelden bleek later dat dat mijn schaats eerder over de streep \vas dan de zijne. Hij passeerde met zijn hand als eerste het electronische oog, maar dat is volgens de reglementen verboden. (NRC Handelsblad, 14/03/1990)
• Dan krijg ik wel honderd keer dezelfde vragen te horen. Daar word ik gestoord van. (Amigoe, 02/12/1995)
• Het vleselijk geritsel van de grijsgrauwe lijkzak horen, daar word ik gestoord van. (Mark Van Tongele: Gedichten. 2005)
• Oké, de toeristen zijn er dus wel, maar toevallig nooit op de plaatsen waar ik kom kijken... Hier word ik gestoord van. (Leen Vervaeke: De Jasmijnrevolutie. 2012)
