(1902) (stud.) een prachtige snor.
• Hij had een idylle van een blonde snor, zijdeachtig en dik, droeg een gouden lorgnet, en lichtkleurig, kortgeknipt haar. (Tjeerd Flappuith: Toen ik Indisch student was. 1902)
• (Jac. van Ginneken: Handboek der Nederlandsche taal. Deel I. De sociologische structuur der Nederlandsche taal. 1913)