Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 09-06-2020

duimen

betekenis & definitie

(1906) (Barg.) vals spelen.

• Duimen, (duimsen). Valsch spelen. Wat, duim ik ze? Zeg dat nog eens, dan zal ik je eens een smeer in je tronie geven. (Köster Henke: De boeventaal. 1906)
• Duimen of duimsen, (Barg.) vals spelen. (Fokke Bos: De vreemde woorden. Derde druk. 1955)
• (Rien van den Broek & Ad Kerstens: Van aaszak tot zwabber. Woordenboek van de kaartspeler. 2018)

< >