1) (19e eeuw) (inf.) zoen.
• Drukker: zoen, omhelzing. (Van Dale. 1898)
• … kus, zoen, drukker, pakzoentje, pakkerd, poen (Zn.), pieper (Zn.), lik, lek (Zn.), toot (Zn.)… (Ludovicus Brouwers: Het juiste woord. 1965)
• Andere woorden voor een kus of zoen: bees bekje bossie drukker klapper kuk kukel lik mondje paffer pakkerd piep pieper poen… (Wim Daniëls: Brugboekie. 2012)
2) (1906) (sold.) straf. Kijk onder drukkerd*.
3) (begin 20e eeuw) (sold.) soldaat die zich drukt* voor de dienst; lijntrekker*. Zie ook: zich drukken.
• (Jef Anthierens: Wolters’ woordwijzer synoniemen. 1986)
• Hij haatte 'drukkers', hij haatte lijntrekkers, hij haatte gewetensbezwaarden, hij haatte de moffen, hij haatte de keizer. (Pat Barker: Het oog in de deur. 2014)
• Ik was een drukker en dus veinsde ik meestal lok, gewoon een phpd. Dikwijls trapte de couveuse-adjudant erin en kreeg ik smev. (Jeroen Guliker: Niet voor tere zieltjes. 2015)
4) (2004) (inf.) achterste.
• Als ik toen bij jou was, zou ik Huang de poep uit zijn drukker laten schrikken! (Lulu Wang: Bedwelmd. 2004)
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk