Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 08-06-2020

drillen

betekenis & definitie

(17e eeuw) copuleren, neuken. Betekent eigenlijk: boren*.

• Ik liet me liever villen, Als met een brave tas somtijts niet eens te drillen. (Molenhof, Kroll. Ritz: De Krollende Ritzaart, met de Gulde legenden van Jan van Tongeren. 1658)
• Haar man die met verstand
haar lustig leerde drillen
die is nu uit het land... (Het Vermakelyk Bagyn-Hof, Of den Hollandschen Edelman. 1710)
• Ik heb trouwens later een Arabische moot genaaid aan dek van de lijndienst Alqueciras-Tanger, we wachtten tot alle matrozen van de voorplecht verdwenen waren, ik spreidde toen wat lappen en touw op een hoop achter de kettingbak en drilde haar. (Jan Cremer: Ik Jan Cremer. 1964)
• (Hans Heestermans: Erotisch Woordenboek. 1980)
• (H. Mullebrouck: Vlaamse volkstaal. 1984)
• Ik duwde haar naar achter en wilde verder drillen. (Özcan Akyol: Eus. 2012)