Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 08-06-2020

drafzak

betekenis & definitie

(17e eeuw) (scheldw.) vraatzuchtig, gulzig persoon; veelvraat. Eigenlijk: zak waarin men draf vervoert. Reeds bij Bredero (O dien oude drafsack!).

• Na heel wat geschrijf kon ik op het kantoor van een kartonnagefabriek komen voor vijftien gulden in de maand. `Een scheet en drie knikkers,' zei pa, `maar je moet ergens beginnen, luie drafzak.' (Jan Spierdijk: Jeugd vol verwachting. Amsterdamse herinneringen 1919 - 1940, 1994)