Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 28-10-2021

drabber

betekenis & definitie

(1941) (oorspr. dial. o.a. Ijmuiden) verachtelijk, vervelend persoon; ellendeling; klier.

• "Vader," zegt Jaap. „ik vind Kees Bol een echten drabber." „Een .wat?" vraag ik met opgetrokken wenkrauwen. „Een drabber," herhaalt de knaap, „weet u niet, wat een drabber -?" Ik bemerk aan zijn intonatie duidelijk, dat hij zich voor den zooveelsten keer van zijn leven verbaast over de domheid van den man, die toch al zoo lang leeft. (Haagsche Post, 22/03/1941)
• Z'n broer is ook 'n drabber ('n verachtelijk iemand). (H. Langedijk: Hé is dat Westfries? 1963)
• Echt Westfries? Wat vindt men van: don (stijf, strak), drabber (ellendeling), dreut (futloos), driel (driftig), druistig (onbesuisd), dundas (mager persoon of dier), fronte hewwe (kuren hebben), op gaal weze (op til zijn), ande gnart gaan (aan de loop gaan), gor (zakje), een guil (kwajongen)? (Leeuwarder courant, 16/07/1971)
• Die vent is 'n barrel (ploert, doordraaier, verkwister, dronkaard). Z'n broer is ook 'n drabber ('n verachtelijk iemand). (H. Langedijk: Hé is dat Westfries? 1971)
• De grootste druiloor (Hugo Metsers) zei op een gegeven ogenblik: „Géén geloof! Géén overtuiging! Het is weer zondagavond!" Ja, dank je de koekoek, dacht ik. En Josine, tja, die kon het niet meer houden en moest soms héél erg huilen wat ze erg mooi deed. Heel begrijpelijk voor zo'n vrouwtje, hoor, want je zult maar met zo'n drabber getrouwd zijn. (De Telegraaf, 19/10/1977)
• Drabber. Klier, lastpost. Het woord is verwant met drab: uitdruipsel, bezinksel (Jan Pannekeet: Westfries woordenboek. 1984)
• In dit komische liefdesdrama komt een in de liefde weinig succesvolle dochter thuis met een ongelofelijke drabber, een vlotte verkoper op leeftijd. (De Volkskrant, 27/10/1995)
• Huiverend beweerden ze dat ‘Siem-met-z’n-streken’ een driedubbele schuinsmarcheerder was. En dat je geen enkele vrouw zo’n drabber gunde, zéker tante Tilly niet. (Joost Zwagerman: Zes sterren. 2002)
• Luister, je bent dus nu bij ons in dienst, je doet wat wij zeggen, we weten dat je geregeld een dwarspisser en een drabber bent. (Willem Jansen: Naar Oessem en terug. 2006)
• Johnny de Mol. Wat een drabber van een joch. (www.onemorething.nl, 14/02/2007)
• De brugkoters slingeren zich een weg mijn kant op. Ik maak een gebaar dat ze iets opzij moeten, anders gebeuren er ongelukken. Ze lijken zich er weinig van aan te trekken. Drabbers. Niet op letten, genieten, trappen. (Thomas Braun: Ga toch fietsen! De metamorfose van een dikke veertiger. 2011)
• In een reactie gebruikte ik het woord ‘drabber’. Een ander vroeg zich af wat een drabber was. Ik realiseerde me dat het geen NL woord was. Het woord ‘drammer’ dekte voor mij de lading niet. Een ander reageerde met de opmerking dat het voor haar een veelgebruikt dialectwoord was. Ik werd nieuwsgierig en ging googelen. Mijn eerste hit was de site van het IJmuidens dialect. Ik ben daar geboren en jaren getogen. In het rijtje woorden vond ik inderdaad ‘drabber': een vervelend persoon. Dat woord zat dus nog in mijn woordenschat. (https://apenstaartjeweblog.wordpress.com, 10/02/2014)
• Natuurlijk er zijn eikels
Er zijn drabbers en zeikers
Tirannen, foute mannen
Ze zijn er altijd geweest. (Huub van der Lubbe: Recht in de ogen. 2015)
• Ik had die drabber er allang uit gezet, ook al heeft-ie tegenwoordig een bult op zijn rug. Drabber, zo had ik haar oom Siem wel vaker horen noemen, maar nooit met zoveel venijn. (Joost Zwagerman: Grote groet uit Zwagerland. Samengesteld door Maria Vlaar. 2018)