Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 27-02-2023

dingetje

betekenis & definitie

1) (2010) (inf.) iets met grote impact; iets bijzonders; kwestie waar veel over te zeggen valt. Vaak ironisch gebruikt.

Ze moeten trouwens niet alleen de minister wegsturen, maar het hele ministerie opheffen. Net als dat christelijke gezinsdingetje van Rouvoet. (Youp van ”t Hek: Omdat jij mijn beste vriend bent. 2010)
• Het woord dingetje slaat traditioneel op een kleinigheid, een frutsel, een snuisterij, een niemendalletje, een prul, in ieder geval op iets kleins, maar tegenwoordig heeft het juist vaak een tegengestelde betekenis, zoals in: ‘Kijkcijfers zijn natuurlijk een dingetje.’ Hier is dingetje niet klein en onbetekenend, maar juist belangrijk, want als die kijkcijfers tegenvallen, moet het programma verdwijnen. Als mensen samen ‘een dingetje hebben’, dan is dat een eufemisme voor een knallende ruzie. In deze nieuwe betekenis wordt dingetje ook nogal eens gecombineerd. Verschillende zaken zijn tegenwoordig ‘een mediadingetje’ of een ‘tv-dingetje’. Sommige belangrijke kwesties voor een bepaalde leeftijdsgroep kunnen ook ‘een generatiedingetje’ zijn. (René Appel in Onze Taal. Jaargang 82. 2013)
• En dan nu een stukje humor naar de kijker toe, als het ware. Want, voor de derde keer organiseert het Instituut voor Nederlandse Lexicologie de bizar grappige verkiezing 'Weg met dat woord!' over irritante woorden. Echt helemaal de shizzle, want die irritante woorden, dat is wel een dingetje.(www.rtlnieuws.nl, 24/11/2015)
• Het leek me alles bij elkaar wel een integriteitsdingetje voor een statutair bestuurder van een publieke instelling. (Michiel Princen: De gekooide recherche. 2015)
• Gezellig bijkletsen, lekker eten en zoals gewoonlijk klagen over ons werk, want dat is ons dingetje: zeuren over onze vervelende bazen, de onnoemelijke werkdruk en de lastige klanten, terwijl we eigenlijk helemaal niets te klagen hebben. (Iris Houx: Scoop! 2016)
• Ruttiaans voor: de bezwaren van GroenLinks tegen de migratiedeal. Klemtoon op ‘tje’: voor de VVD-leider was het „verbijsterend” dat de formatiebesprekingen juist hierop moesten stuklopen. In een zin: „Zo’n klein dingetje, hier hadden we binnen tien minuten uit moeten zijn” (NRC Handelsblad, 22/06/2017)
• Excelsior pakte dit seizoen alle behaalde tien punten op vreemde bodem. De normaal in eigen huis zo sterke Kralingers verloren in het Van Dongen en De Roo tot nu toe alle duels. ''Het is wel een dingetje, maar het is nog niet dusdanig dat het een issue wordt'', aldus trainer Mitchell van der Gaag in aanloop naar Excelsior - Sparta. (www.rijnmond.n, 20/10/2017)
• De ceremoniemeester, -meesteres, of een uitgebreide groep ceremoniemeesters met een eigen appgroep en later nog een reünie: het is best een dingetje. (Aaf Brandt Corstius: Trouwboekje. 2018)
• Maar wat daar nou boeiend aan is? Goede vraag. Weet ik ook niet. Net als dat ik niet helemaal begreep wat er interessant is aan de andere gefilmde dagelijkse beslommeringen van het meisje. Maar dat is een generatiedingetje. (Youp van ’t Hek: Stormschade. 2018)
• “Doe gewoon je ding” en “dat is wel een dingetje”. Het zal wel weer aan mij liggen, maar ik denk altijd aan geslachtsorganen als ik het iemand hoor zeggen. Wat ze op Twitter niet snappen, is dat als het zo “gewoon” is om je ding te doen, mensen een aansporing nodig hebben, of als het zo”n klein dingetje is, ze er überhaupt op gewezen zouden moeten worden. (Japke-D. Bouma: Mag ik even iets tegen je aanhouden? 2018)
• Als zij me midden in de nacht zou bellen en zou zeggen: ‘Ik sta in het bos met een moeilijk dingetje. Heb jij misschien een dekzeil en een schep?’ zou ik zeggen: ‘Joe, ik kom eraan.’ (Daphne Deckers: Dubbel zes. 2019)
• En heb je een minister-president die een jaar lang tegen beter weten in zijn dividendbelastingdingetje erdoor probeert te drammen, die maak je gewoon 15. (Youp van ’t Hek: Lonely at the top. 2019)
• Als mensen samen ‘een dingetje hebben’, dan is dat een eufemisme voor een knallende ruzie. (René Appel: Taalstukken. 2021)
• … maar dat hij geen geld had om brie op mijn brood te betalen, vond ik wel een dingetje. (Deborah Seymus: Vijftig piemels later. 2022)

2) (2000+) (drugs) lijntje*.

• Amsterdammers hebben veel synoniemen voor cocaïne: sosa, sos, bap, cola, yeyo, wit, sneeuw, joke, lala (Marokkaans), beaz (Turks), sukru (Surinaams) of simpelweg coke. Een lijntje is een dingetje, nippie, pinkie, nakkie, snuffel, poentje, sleuteltje; snuiven wordt met snowboarden of snorkelen aangeduid. In een sigaret gerookte cocaïne heet een cokeblow, plofje of snertje. Notoire snuivers heten in gebruikerskringen stofzuigers, seriesnuivers, doorsnuivers of megasnuivers. (http://rozenbergquarterly.com, ongedateerd)

3) (1924) (Barg.) (in de uitdrukking ‘een mooi dingetje’) goede inbraak.

• Er moest nu eindelijk een opgever opduiken, die voor de jen een kedinne zaak vertegenwoordigde. Dan pas konden zij een mooi dingetje doen. (Israël Querido, De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 4: Mooie Karel. 1925 (zesde druk). Eerste druk: 1924)

4) (1989) (jeugd) iemand wiens naam men niet kan of wil noemen. Vgl. dinges*.

• Dingetje. Hij, zij, een andere persoon. (Marc Hofkamp & Wim Westerman: Aso’s, bigi’s, Crimi’s. Jongerentaalwoordenboek. 1989)