Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 17-01-2021

dijk

betekenis & definitie

1) (1966) (jeugd) gezegd van iets dat erg goed, mooi of groot is: 'een dijk van een boek, cd, film enz.'

• Een dijk van een plaat, die de britse top10 wel weer niet zal halen. (Hitweek, 20/05/1966)
• Van veel platen, waarvan je verwacht dat het dijken van platen zijn, worden er belachelijk weinig verkocht. (Hitweek, 18/04/1969)
• … een gevangenisbewaarster, een dijk van een wijf… (Xaviera Hollander: De Happy Hooker. 1972)
• Dijk: heel goed (voetbal). Een dijk van een wedstrijd spelen. (Rob Siekmann: Voetbalwoordenboek. 1978)
• Op papier lijkt 'Heartburns' van Mike Nichols een dijk van een film. (Vinyl, november 1986)
• Piloot, popster of directeur met een dijk van 'n salaris dat willen we allemaal. (Club, november 1987)
• .... een dijk van een rockplaat. (Oor, 08/04/1989)
• Op het moment dat ik mijn bek opentrok en met een dijk van een Achterhoeks accent netjes algemeen beschaafd Nederlands probeerde te praten, was het over. (Jos Palm: Oerend hard. Het onmogelijke høkersleven van Ben Jolink. 2005)
• Het singletje, een dijk van een flop, presenteerden we in Maloe Melo met een show bestaande uit die paar eigen liedjes en veel soul en rock-’n-rollcovers. (Jan Eilander: What's on a man's mind? 2007)
• Een getrouwde vrouw weliswaar, die al maandenlang een dijk van een postnuptiale depressie heeft. (Maan Leo: Huwelijkse voorwaarden. 2014)
• Ik neem aan dat je crew wel een dijk van een reportage in de club heeft geschoten? (Kluun: DJ. 2017)
• … en ik verwacht dat je met een dijk van een verhaal terugkomt. (Daphne Deckers: Dubbel zes. 2019)
• Het is in ieder geval een ‘dijk’ van een nummer geworden. (Def P: Heen e… Onweer. 2020)

2) (1970+) (Barg.) grote vrouw; lesbische met mannentrekjes. O.a. vermeld door Endt (Bargoens Wdb. 1974). Zie ook dieseldijk*.

• Een stoot zeggen ze hier, is het niet? Ik leer Zeeuws van De Milde en die zegt een wuuf az een diek. (Rinus Ferdinandusse: De bloedkoralen van de bastaard. 1971)
• Het woord ‘dijk’ of ‘manwijf’, was een vernederend scheldwoord als het werd gebruikt door hetero’s, vooral door heteromannen die bang zijn voor lesbische vragen ten aanzien van hun mannelijkheid. (Emily L. Sisley & Bertha Harris: Homoseksualiteit bij vrouwen. 1981)
• Dijk: lesbienne. (Marnix en Marjan van Lichtenvoorde: Nieuwe woorden van de jaren negentig. 1993)
• Een vent die zich als een feministe gedraagt, is een mossel. Pas op, die Vlaamse vrouwenbeweging was niet te vergelijken met Dolle Mina in Nederland. Wij noemden die ‘dijken’ – een scheldwoord voor lesbiennes. (Robbe De Hert in Humo, 22/11/2016)

3) (1986) (bridge) erg sterke hand.

• Doubleren heet bellen of opknopen* en voor sterke handen gebruikt men woorden als beer, beul en dijk. Al deze omschrijvingen zijn te vinden in het boekje Bridgebargoens' geschreven door Jaap Veerkamp en Rien Verhoef (uitgever Becht). (Leeuwarder courant, 29/11/1986)
• Dijk. Ook: beuk; beul; bunker; os. Zeer sterke hand. (Toine van Hoof: Het Bridge woordenboek. 1998)