Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 06-04-2023

dekker

betekenis & definitie

(1906) (Barg.) iemand die op de uitkijk staat bij het zakkenrollen.

• Dat ook bij ons de zakkenrollers een belangrijke rol spelen in de dievenwereld blijkt ook uit de vele technische termen, die daaromtrent voorkomen in het Bargoensch. Als er niet ergens een volksmenigte bijeen is, moet een van hen een oploop maken (stand maken), de eigenlijke roller kan dan aan den arbeid gaan, (kwinter, meelukpeezer, turftrekker). Zij gebruiken daarvoor gewoonlijk de twee voorste vingers van de rechterhand, die zij bewegen als de beenen van een schaar ). Duitsche „Gaunersprache” Schere machen. (Barg. werken met 2 vingers). Als de portemonnaie (vink) gerold (gelicht) is, geeft hij ze zoo spoedig mogelijk over aan een derde (dekker), opdat op hem bij eventueele ontdekking niets gevonden zal. (W.J. Muller: Eenvoudige diefstal. 1913)

< >