(19e eeuw) (euf.) sterven.
• Eufemismen voor sterven zijn o.a. overlijden (in M.E. taal nog gevoeld als: voorbijgaan) heengaan, verscheiden, niet meer zijn, ontslapen, inslapen, de ogen sluiten, de eeuwige rust ingaan, de laatste adem uitblazen, uit zijn lijden zijn. Christelike uitdrukkingen zijn: het tijdelike met het eeuwige verwisselen, het tijdelike zegenen, uit de tijd zijn, in betere gewesten zijn, opgeroepen worden, de weg van alle vlees gaan, naar de hemel (naar onze Lieve Heer) gaan, in vrede (in den Here) rusten, tot zijn vaderen verzameld worden, door God tot zich genomen worden. Deftig-klassicisties: zijn levensdraad is afgesneden, hij heeft de tol aan de natuur betaald. Door schertsend gebruik van vrome of deftige uitdrukkingen kunnen ze hun eufemistiese kracht verliezen, b.v. naar de andere wereld gaan, ter ziele(n) gaan, ad patres zijn. (De Nieuwe Taalgids. Jaargang 14. 1920)