Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 01-06-2020

daten

betekenis & definitie

(1990+) (< Eng. date + n) (jeugd) een afspraak hebben met iemand van het andere geslacht.

• (Corriejanne Timmers: Faxen faxte gefaxt. 2000)
Je bent aan het daten met Meneer GoedGenoeg. (Claudia Caroll: Je staat in mijn sterren. 2011)
• De weken voordat we naar Legoland gingen was Anniek aan het daten met een gitarist uit een band die net beroemd aan het worden was. (Anna Drijver: Je blijft. 2013)
• Ik ben nog altijd druk bezig met het beantwoorden van de reacties als ik een privéberichtje binnen krijg van een jongen met wie ik afgelopen zomer heb gedatet. (Francien Regelink: Francien laat je tieten nog eens zien. 2016)