Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 13-12-2020

dat kun je niet maken

betekenis & definitie

(1961) (< Eng. you can't make it) dat past niet; dat kun je niet doen; dat is niet geoorloofd.

• Dat kun je niet maken bij die chick, jongen. (Remco Campert: Het leven is vurrukkulluk. 1961)
• Dat kun je niet maken, man. (Simon Vinkenoog: Hoogseizoen. 1962)
• Maar zijn reactie aan het einde kwam prompt. 'Dat kun je niet maken,' zei hij, 'en dat kun je niet menen. ... (Helga Ruebsamen: De heksenvriend. 1966)
• En wat denk u van het maken? Niet ,,iets vervaardigen”, maar in zinnen als ,,je moet toch weten dat je dit niet maken kunt” of ,,wat bedoel je dat ik dat niet maken kan?” of ,,hij en zijn makkers hebben het nog niet gemaakt”. Meestal met een ontkenning; daarvoor wordt een plan, een idee, een bewering of iets dergelijks genoemd en daarná wordt met ,,maken” gezegd dat er niets van terecht gekomen is. (Onze Taal, juni/ juli 1968)
• Dit kun je toch niet meer maken, op toneel. (Simon Carmiggelt: Brood voor de vogeltjes. 1974)
• `Dag Ted,' zei ik. `Je vindt het toch niet erg als ik wat eerder naar huis ga?' `Dat kun je niet maken.' (Hans Hoenjet: De wraakengel, 1989)
• Ik heb er ook wel eens de pest in, als een klant niet meer dan een centimeter van zijn haar af wil laten knippen. Maar ik vind het echt een kappersstreek om het te kort te knippen. Dat kan je niet maken. (Elsevier, 10/06/1995)
• "Sjeeeeeezus", zegt Maaike. "Wat ben jij een loser zeg. Dat kun je toch niet maken..." Ze zit in kleermakerszit boven op een houten schilderstrapje en rolt een shaggie. "En die sokken had je nog wel van mij gehad voor Sinterklaas." (de Telegraaf, 24/11/2001)
• Doe normaal, man. Dat kun je niet maken. (Auke van Stralen: Tankstelle. 2014)