(1862) (sch.) gezegd van een vroege borrel. Volgens het volksgeloof kon men er de pieren of ingewandswormen in de maag mee verjagen. Zie ook: wormtikkertje*.
• Dat is, om de wormen te verschrikken. [Zoo spreken de liefhebbers, die 's morgens vroeg een borrel nemen.] (P.J. Harrebomée: Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal. 1858-1862)