Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 03-08-2023

dat is het helemaal

betekenis & definitie

(1966) (jeugd) dat is uitstekend, geweldig, prachtig; volmaakt.

• Zoals de advertentie — deze week in een Haagse krant — voor 30 modinettes. die zich in de produktie van b.h.'s en step-ins zouden moeten storten. De toekomstige krachten worden gelokt met het vooruitzicht van „moderne ontspanning: twee maal per dag hippe dranken en.... protestsongs zijn in! En de meisjes die al lang bij dit bedrijf werken, zeggen volgens de advertentie eensgezind „het heeft 't helemaal." (Het Parool, 13/08/1966)
• Dat is het helemaal! Speciaal voor de vrouw werd deze gebreide puliover voor de VW gemaakt. (Limburgsch dagblad, 28/08/1969)
• Blok gaat niet onsystematisch te werk. Zuiver citeren, vindt hij, dat is het helemaal. (Maatstaf. Jaargang 18. 1970-1971)
• ... die kleine chick daar! Met dat korte rooie truitje! ... Heeeeelémaal! ... Zeg! Héélemaal! (Arie B. Hiddema: Kassa, 1971)
• Potlood was op de hoogte, z’n smaak was heel wat ruiger dan de hare, de Stones, dat was het voor hem wel helemaal! (Marjan Berk: De dag dat de mayonaise mislukte. 1983)
• Deze shows zijn het helemaal! (Advertentie in Popfoto, mei 1988)
• `Aaaah fantastisch,' riep hij uit, `een beatband, dat is het helemaal ...' (Kees van der Pijl: Esprit de Corps, 1989)
• Bekwaam je zo snel mogelijk in de akoestische folk, dat wordt het over twee jaar he-le-maal! (De Volkskrant, 23/02/1991)
• Overmars is het gewoon helemaal. (Nieuwe Revu, 14/09/1994)
• Want rumpology, dat is het helemaal. (Daphne Deckers: Laat maar waaien. 2010)