Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 07-03-2022

dat heb ik weer

betekenis & definitie

(1988) (cliché) kreet bij brute pech.

• Dat heb ik weer op m'n huwelijksnacht; de TV is kapot! (De Telegraaf, 12/04/1988)
• Voor de ik weet niet hoeveelste keer zie ik André van de Heuvel met een zak over zijn hoofd terwijl hij zegt: 'Dat heb ik weer. Het gaat om een bank die van naam verandert, maar dit 'Dat heb ik weer' neemt me zo in beslag dat ik niet op de naam van de bank let. 'Dat heb ik weer': die half klagelijke, half triomfantelijke Nederlandse zegswijze waardoor ik denk: bij die bank ga ik mijn geld niet brengen. (De Volkskrant, 12/09/1992)
• Verdomme. Precies het foute moment. Een fout historisch moment, dat heb ik weer. (Bunker Hill. Jaargang 7. 2004)
• Wat me nu toch weer is overkomen! Afgelopen. Dat heb ik weer! (Daphne Deckers: 111 x Daphne: mannen, moeders en meer. 2011)
• (Carry Slee: Dat heb ik weer! 2014)