(19e eeuw) (sch.) gezegd van een man die geen interesse heeft in vrouwen. Ze heeft vrouwenvlees: ze is trouwlustig.
• Bob was ook een gescheiden man, waar volgens Emmy evenmin vrouwenvlees aan zat. (Peter Langendam: Biefstuk, sla. 2000)
• Maartens moeder zei altijd: ‘Jan de smid, daar zit geen vrouwenvlees aan, dat weet iedereen. Alle meisjes op school waren verliefd op hem, maar hij wou ze niet.’ (Willem van Toorn: Stoom. 2005)
• … en naar vrouwen loert hij niet, want vrouwenvlees zit er bij hem helemaal niet aan... (Maarten ”t Hart: Verlovingstijd. 2009)
• Hij heeft geen vrouwenvlees. Hij gaat straks zoals hij is gekomen. Vrijgezel en wereldvreemd. (Catalijn Claes: Steenzetters. 2013)
• Nee, die zoon van hem heeft geen vrouwenvlees, die heeft heel andere idealen in zijn kop, waarin het beeld van een vrouw niet past. (Catalijn Claes: Open einde. 2014)
• Neef Cor trekt erg naar zijn vader... daar zat me indertijd toch een vrouwenvlees aan, dat wás toch een meidengek, heel anders dan ik, ik was echt veel liever vrijgezel gebleven, ik moet er eigenlijk niks van hebben. (Maarten ’t Hart: De moeder van Ikabod & andere verhalen. 2016)
