Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 02-06-2020

daar ben ik van

betekenis & definitie

(2008) (modieus) daar hou ik van: 'Asperges? Daar ben ik wel van, hoor!' Zie ook: daar ben ik niet van.

• Onlangs in het wild gehoord: ‘Jaaaa, asperges! Daar ben ik wel van, hoor!’
En ook: ‘Nee, ik ben niet zo van groepsreizen.’
Je kunt dus ergens ‘van’ zijn. Bedoeld wordt dat je iets leuk/ lekker/ fijn/ goed/ prettig vindt, maar blijkbaar is het te saai om dat gewoon te benoemen. ‘Ik vind groepsreizen niet leuk’ klinkt ook wat neurotischer dan ‘ik ben niet van groepsreizen’. Alsof je echt een probleem hebt, terwijl problemen, daar ben je juist helemaal niet van. (Paulien Cornelisse: En dan nog iets. 2012)
• “Zullen we nou niet blijven kibbelen en tot iets constructiefs komen. Daar ben ik van. Hoop jij ook.” “Afspraak is afspraak. Daar ben igymk van.” “Zoekplaatjes. daar ben ik van.” “Wachtende op de bus sprak iemand me aan of ik van ‘ZoSanderr’ was…ja daar ben ik van.” “Daar ben ik van! #deleniswinst.” “Daar ben ik niet van #jeweet ik hou het bij de boycot.” “De Kensington-look. Daar ben ik niet van, maar het is iets compleet anders. Dat vind ik al prettig.” (http://www.elskekoopman.nl/blogs , 01/08/2016)