Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 20-05-2020

club

betekenis & definitie

1) (1980+) (euf.) bordeel. Ook wel: club voor heren. In het Engels wordt een bar vaak eufemistisch een club genoemd. Om de lokale drankwetgeving te omzeilen wordt de bar in feite voorgesteld als een sociëteit. De term wordt vooral gebruikt in contactadvertenties. Andere neutrale benamingen zijn: académie d'amour*; bazaar*; cabaret*; danshuis*; duiventil*; hotel*; gesloten inrichting*; kabberdoes*; kapelletje*; kast*; kit*; klapper*; (stille) knip*; kriebelbakske*; lolhuis*; lusthuis*; maison*; mannenwinkel*; massagesalon*; nachtclub*; plezierhuis*; poppenkast*; ravothuis*; relaxadres*; rendez-voushuis*; salon*; Schotse* kerk; Spaans* kasteel; tingeltangel*; winkel*. Een hoerenloper wordt eufemistisch wel eens een clubganger* genoemd.

• De hoeren in de soldatenbordelen hadden het goed, die aten mee uit de Wehrmachtspot, en de dure temeiers uit de ‘besloten clubs’ werden onderhouden door officieren en hoge nsb’ers, die vraten in het Offizierskasino of de ‘Grote Sociëteit’. (Jan Cremer: De Hunnen. 1983)
• De peepshow heet een Kijk-Studio. Een bordeel heet een club. Een temeie heet een stoeipoes. (NRC Handelsblad, 28/12/1985)
• Geroutineerde bordeelgangers houden het bestand van de maisons en clubs in de omgeving precies bij. (Jody Peters en Michiel Hegeno: Een haar per dag. 1988)
• Seks en geld: de uitwisseling tussen beide gaat niet meer in een hoerenkast of een bordeel; de man van nu wordt verwend in een club. (Michael Elias: Taboe in taal. 1992)
• Een van die armoedzaaiers die het zich niet kunnen permitteren naar die meisjes van die nieuwe clubs te gaan. (Clark Accord: De koningin van Paramaribo. 1999)
• Geregeld treft de politie in deze clubs illegale prostituées aan die onder dwang moeten werken. (de Volkskrant, 13/08/1999)
• “Al onze meisjes zijn speciaal, meneer”, zei ze en legde de regels van het huis uit. Honderd gulden entree, en dan werd je lid van deze exclusieve club. (Peter Langendam: Biefstuk, sla. 2000)
• Hij gaat af en toe naar een club, waar hij zich door Anja, Monique of Elly laat verwennen. Hij schaamt zich wel een beetje voor dat uitstapje, want een ander woord voor club is bordeel en Anja, Monique en Elly zijn geen gezelschapsdames. (Yvonne Kroonenberg: Monogamie voor beginners. 2006)
• De vrouwen in clubs moeten meestal de helft afdragen aan de exploitant en ook in de escort moeten vrouwen een hoog percentage afdragen. (Renate van der zee: Prostitutie. De waarheid achter de Wallen. 2013)
• Raamprostitutie is goed voor een derde van de bezoeken, clubs en massagesalons een vierde. (De Morgen, 26/09/2015)
• Een van de neveneffecten van die Olympische Spelen was dat München een zogenoemd “Sperrbezirk” instelde waarbij prostitutie in de binnenstad verboden werd. Dit Sperrbezirk is nog steeds van kracht: de bordelen en clubs bevinden zich allemaal in de buitenwijk van de stad. (Arnon Grunberg: Thuis ben je. 2017)

2) (2002) (kantoortaal) bedrijf. Syn.: toko*.

• (Nico Dikstaal: Daar worden wij niet vrolijk van. Business- en kantoorjargon van A tot Z. 2002)

3) (1980) (pol.) politieke partij.

• Onze redacteur Elsbeth Etty was in Saarbrücken en nam daar de groeistuipen waar van een rijk geschakeerde, nieuwe beweging die een politieke partij probeert te worden. De vraag die zich na Saarbrücken opdringt is of het tot stand brengen van zo’n alternatief met een club als de Groenen in z’n huidige samenstelling wel mogelijk is. (De Waarheid, 26/03/1980)
• Een voorzitter van een grote politieke partij, die zulke reacties oproept, is een moeilijk mannetje. Maar goed, in zijn club schijnen ze alles te pikken tegenwoordig. (Leeuwarder courant, 29/09/1981)
• In onze club gaan we zo niet met elkaar om. (Marco Bunge: Politiek Woordenboek. 1985)

4) Zie ook: van de club zijn.