(1908) (< Lat. claudere, sluiten) (ton.) passage door één acteur uitgesproken; ook: laatste woord van een acteur waarop de volgende wacht om in te vallen.
• Op een toneelinrichting waarbij op een gedeelte van het toneel een bepaalde plaats wordt voorgesteld, wijst, dunkt me, ook een typische naamgeving in het spel van Meest elcken. Boven de eerste claus van ‘Godt’ staat als opschrift: ‘Godt naer de werelt’, waarmee wordt aangegeven dat ‘Godt’ zich begeeft naar de plaats op het toneel waar de ‘werelt’ is uitgebeeld. Verder in het spel staat dan boven elke claus van ‘Godt’ als opschrift: ‘Godt voor de werelt’, blijkbaar omdat ‘Godt’ zijn rol speelt, staande voor die op een bepaalde plaats voorgestelde ‘werelt’. (Robert Lawet: Vanden verlooren zoone. 1941)
• Het was tenslotte één grote claus, alleen aan het slot moest een Rey van Vier andere Greijsaerts mij antwoorden. (Jan van Ees: Wat krijgen we nou? 1954)
• Niet zelden komt het voor dat een regisseur tijdens de repetities aan de schrijver vraagt nog enige wijzigingen in zijn tekst aan te brengen. Een van de meest voorkomende verzoeken heeft te maken met het vloeiend kunnen uitspreken van een bepaalde passage: In theaterjargon heet dat: „Een claus moet lekker bekken." (Trouw, 14/11/1978)