Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 05-06-2023

chute

betekenis & definitie

(1936) (< Eng.) (luchtv.) afkorting van parachute. Een Nederlandse slangbenaming is: paraplu*. Een 'buikchute' is een reserve parachute. Een parachute die niet helemaal opent, wordt een fakkel* genoemd.

• (Tusschen Grasmat en Stratosfeer. Geïllustreerde luchtvaartencyclopedie voor iedereen. 1936)
• [/b]Met een vaart van ongeveer 75 kilometer per uur verlaten de piloot en zijn zetel achteruit het vliegtuig, een automatische veer maakt de seatbelt los en de piloot kan even later in vrije val zijn "chute" openen. (De nieuwsgier, 13/03/1954)
• Zelfs de ontdekking dat hij zijn chute in zn kooi op de basis had laten liggen, schokte hem'j niet merkbaar. (het Vrije Volk, 01/03/1971)
• Hij heeft tijd voor de kindertjes. Maar af en toe bekruipt hem weer de „parachutitis". Dan gaat hij de “chutes" van de cursisten zitten naaien. (Limburgsch dagblad, 20/12/1980)
• Uit de eerste gesprekken begrijpen wij leken dat parachutisten hun wereld overzichtelijk hebben ingedeeld. Zelf heten ze para's, hun valschermen chutes.(Het vrije volk, 27/04/1985)
• De kans dat de chute in de lucht dichtklapt, is bijna nihil. (het Parool, 07/07/1990)
• Een driftige aanloop, veertig, vijftig meter, de chute vangt wind, bolt zich boven zijn hoofd en tilt de piloot zachtjes van de grond. (Algemeen Dagblad, 18/09/1993)
• Na een tijdje zien we ze vallen en de chute gaat open. (Webber, september 1994)
• Ze komt voor haar eerste parachutesprong, maar tijdens de vrije val weigert de chute: dood. (Webber, februari 1995)
• Ik ben eruit gesprongen op zo'n 12.000 foot. In de wolken. In een keer hang je aan een chute. (Nieuwe Revu, 28/04/1999)