Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 19-05-2020

choco

betekenis & definitie

(1990) (Vlaanderen, jeugd) scheldw. voor een homoseksueel. Verwijzing naar de anale seks, waarvan homo's voorstander van zouden zijn. Vgl. chocoladeridder*.

• Een homo is een sjoko of een jeanette. (Hans Rombouts: Vloeiend Vlaams. 1990)
• Ook aan scheldwoorden voor homo's is er geen gebrek: die noem je 'choco' of 'strandjeanet', of ook 'jeanero'. (De Morgen, 08/03/2006, over Vlaamse jongerentaal)
• Choco, Janet of flikker. Homo's die hand in hand door Brussel of Antwerpen lopen krijgen dat regelmatig naar hun hoofd geslingerd. (https://nos.nl/video, 08/11/2012)
• Toen ik jong was, was een homo al snel een janet, een choco, een chocolat… Je kent dat soort woorden wel. Een homo was per definitie een verwijfde vent. (Gazet van Antwerpen, 14/05/2013)
• Claessens wilde weten hoe studenten reageren op een nieuwkomer, die op basis van voorkomen, homo (b)lijkt. Wat als die onbekende nieuwkomer zou vragen om bij hen en hun vriendengroep te mogen zitten? Zouden de bevraagde studenten dan gebruikmaken van termen als 'janet' of 'choco', zouden ze de jongen negeren of uitsluiten of zouden ze misschien een mopje over hem maken? (www.zizo-magazine, 19/08/2014)