Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 06-01-2025

caquetoire

betekenis & definitie

(16e eeuw) (< Fr. caqueter, kletsen) fauteuil met gespreide zitting en naar buiten gebogen armen; conversatiestoel, geschikt om naast het haardvuur gezellig te kletsen. Een verwijzing naar vrouwen die er in zaten om te praten. De term werd in Frankrijk al in de 1566 gebruikt voor verschillende vormen van stoelen of banken. Zie ook: Chesterfield*; Dagobert*; Thonetstoelen*; voltaire*.

• Veel meubels uit de Franse glorietijd, de zestiende en zeventiende eeuw, waren van Nederlandse meubelmakers, en daar komt de schimpnaam "caquetoire" vandaan. Dat woord heeft met het kakelen van de kip te maken. Het is helemaal geen Frans woord, maar een Nederlands woord voor een stoel waar' zo’n kakelaar, zon babbelaar op I kwam te zitten. (Het vrije volk, 26/06/1982)
• Bij de kunstnijverheid, oud en modern, valt naast het zilver en keramiek vooral de omvangrijke collectie meubels op. Ofschoon zich hieronder diverse zeldzame stukken bevinden zoals de Franse caquetoire of boudoirstoel uit 1600, het 17de-eeuws ebbenhouten en met ivoor ingelegde kunstkabinetje of de twee statiestoelen naar vermoedelijk ontwerp van Daniël Marot, waren de meubels voor Hannema toch hiërarchisch van een lagere orde dan de schilder- en beeldhouwkunst. (Ons Erfdeel. Jaargang 41. 1998)
• Caquetoire. Dit is niet anders dan een babbelstoel, een lichte stoel met een hoge rug en armen. De zitting is halfrond of achthoekig. Wordt ook caqueteuse genoemd. (Knack, 02/11/2005)
• 'Caquetoire'. Wie denkt dat de naam iets met 'kakken' te maken heeft, zit ernaast. De armstoel met een opening in de zitting werd in het Frans chaise percée genoemd. 'Kakkedoor' zou afkomstig zijn van het Franse caquetoire en caqueter , wat kakelen of babbelen betekent. Lodewijk XIV (1638-1715) zou in zijn kasteel in Versailles 274 stuks hebben laten plaatsen. (Gazet van Antwerpen, 24/03/2020)

< >